Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[makelaardij] Makelaardij V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 21 juli 2021, waarbij [geïntimeerde] pleitnotities heeft overgelegd.
6.De beoordeling
Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
Op 1 augustus 2018 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van koopsom geen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen. Onder bankinstelling wordt in dit artikel begrepen een bank of verzekeraar in de zin van artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht;”
09:30 – [geïntimeerde] : Hoi [appellant 3] , vandaag loopt de ontbindende voorwaarden af maar heb taxatierapport nog niet binnen. Komt vandaag of morgen maar daarna moet dit naar financierder dus kun je nog verlengen? Gr [geïntimeerde]
Kump deraan”. Op 27 en 28 augustus 2018 heeft [geïntimeerde] per WhatsApp nogmaals gevraagd om de bevestiging van de verlenging. [ appellant] heeft hierop niet gereageerd.
afwijzingsmail van geldverstrekker”.
Dat is mij duidelijk. Bevestigingsmail volgt”.
5.10. Op grond van die vastgestelde feiten kan de Raad in casu enerzijds niet(s) anders concluderen dan dat klaagster er, gegeven de eerste verlenging van de termijn èn de in 5.6 onder iv.) gerelateerde expliciete mededelingen c.q. toezeggingen van de makelaar op mocht vertrouwen dat de makelaar c.q. beklaagde de gevraagde verlenging daadwerkelijk en tijdig zou regelen. Anderzijds kan de Raad ook niet(s) anders concluderen dan dat de makelaar c.q. beklaagde dat klaarblijkelijk niet, althans onvoldoende tijdig heeft geregeld.
- [geïntimeerde] is geen partij bij de bemiddelingsovereenkomst tussen [ appellant] en verkoper en dus valt niet in te zien dat en hoe [ appellant] jegens haar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst (rov. 5.1.).
- [ appellant] heeft in verband met de gang van zaken rondom de verlenging van het financieringsvoorbehoud onrechtmatig gehandeld jegens [geïntimeerde] en is jegens haar aansprakelijk voor de schade die daardoor is ontstaan (rov. 5.2.).
- Deze schade bestaat uit de door [geïntimeerde] gemaakte kosten voor juridische bijstand die zij heeft moeten maken omdat zij werd aangesproken tot betaling van de contractuele boete. Hieronder vallen ook de kosten in verband met de tuchtrechtelijke procedure (rov. 5.4. en 5.5.).
- De kosten van juridische bijstand in verband met de onderhavige procedure komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat deze zijn begrepen in de proceskostenveroordeling (rov. 5.6.).
- Omdat de gevorderde verklaringen voor recht en schadevergoeding toewijsbaar zijn, zijn ook de in de omvang van de schadevergoeding begrepen incassokosten toewijsbaar (rov. 5.7.)
.Het hof stelt voorop dat een verkopend makelaar onrechtmatig handelt jegens een (potentiële) koper indien de makelaar jegens deze niet de zorgvuldigheid betracht die in de omstandigheden van het geval van de makelaar mag worden verwacht (vgl. HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6162 en HR 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:29870).
Ga ik weer regelen”. Omdat [ appellant] kort daarvoor (begin augustus 2018) naar aanleiding van een vergelijkbaar verzoek van [geïntimeerde] dezelfde dag nog verlenging van de termijn heeft geregeld doordat de verkoper met het verzoek instemde, mocht [geïntimeerde] er naar het oordeel van het hof op vertrouwen dat [ appellant] naar aanleiding van het tweede verzoek op dezelfde manier zou handelen. Volgens [ appellant] is het regelen van uitstel niet gelukt omdat zij de verkoper niet kon bereiken en het verlengingsverzoek dus niet aan de verkoper heeft kunnen voorleggen. Anders dan [geïntimeerde] stelt, kan het [ appellant] niet worden verweten dat de termijn niet is verlengd. Het is immers aan de verkoper om aan het verlengingsverzoek wel of geen gehoor te geven. Deze is daartoe niet verplicht. [ appellant] is er als verkopend makelaar uitsluitend toe gehouden om het verzoek van [geïntimeerde] als (potentiële) koper aan de verkoper voor te leggen en [geïntimeerde] te informeren over de reactie van de verkoper. Het had, mede gezien de hiervoor aangehaalde omstandigheden en het door [ appellant] bij [geïntimeerde] gewekte vertrouwen, op de weg van [ appellant] gelegen om vóór het verlopen van de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud (dus op diezelfde 22 augustus 2018), [geïntimeerde] te informeren over het feit dat zij de verkoper niet kon bereiken en het verlengingsverzoek niet heeft kunnen voorleggen. Nu zij dit heeft nagelaten, heeft [ appellant] jegens [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld. Hetzelfde geldt voor de WhatsApp-berichten van 24 en 31 augustus 2018 (zie rov. 6.1. onder vii en ix hiervoor), waaruit [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof heeft mogen afleiden dat het verzoek om de tweede verlenging van de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud was ingewilligd. [ appellant] heeft [geïntimeerde] hiermee bewust onjuist geïnformeerd. Op dat moment was immers al duidelijk dat [ appellant] de verkoper naar aanleiding van het verzoek van [geïntimeerde] niet had kunnen bereiken.