ECLI:NL:GHSHE:2021:3657

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
20-001819-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, Opiumwetdelicten en verkeersdelicten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is ter zake van veertien strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en twee ontzeggingen van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden. De feiten omvatten onder andere diefstal met geweld, het bezit van drugs en het rijden onder invloed van drugs. De verdachte had zich in een periode van minder dan een jaar schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven, waaronder winkeldiefstallen waarbij geweld werd gebruikt tegen een beveiliger. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor bepaalde vrijspraken en heeft de bewezenverklaring van verschillende feiten vastgesteld. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vergelijkbare delicten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is eveneens toegewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001819-20
Uitspraak : 25 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 14 augustus 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-279524-19, 03-203903-19, 03-279527-19, 03-053184-20, 03-108674-20, 03-060994-20 en 03-139339-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 03-114752-18, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [detentieplaats].
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu de verdachte blijkens schrijven d.d. 29 april 2019 (dossierpagina 25 inzake het dossier met parketnummer 03-060994-20) afstand heeft gedaan van het in die zaak onder hem in beslag genomen goed, te weten 1 metalen golfclub, en voorts ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2021 afstand heeft gedaan van de overige, in de zaak met parketnummer 03-279527-19, onder hem in beslag genomen goederen, te weten 1 steekwapen, 1 dolk en 1 wapen, zal het hof, met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging, geen beslissing nemen ten aanzien van voornoemde in beslag genomen voorwerpen. Het openbaar ministerie kan gelet op de afstandsverklaring van de verdachte het beslag zelf afdoen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Blijkens de ‘akte instellen hoger beroep’ d.d. 27 augustus 2020 is het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt ingesteld en daardoor ook gericht tegen de vrijspraken van de politierechter van:
  • het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde onder parketnummer 03-060994-20;
  • het tenlastegelegde onder parketnummer 03-039339-20.
Ingevolge het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in diens hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken van het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-060994-20 en de vrijspraak van het onder parketnummer 03-039339-20 tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met uitzondering van de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-108674-20 en de verdachte daarvan zal vrijspreken met als gevolg dat de aan dit feit gekoppelde bijkomende straf, te weten een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden, in mindering zal worden gebracht op de strafoplegging, als opgelegd door de politierechter.
Namens verdachte is het volgende bepleit dat:
  • de verdachte dient te worden vrijgesproken van de geweldscomponent van het onder parketnummer 03-279524-19 onder 1 tenlastegelegde;
  • de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder parketnummer 03-203903-19 onder 2 tenlastegelegde;
  • toepassing dient te worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het onder parketnummer 03-279527-19 onder 4 tenlastegelegde;
  • de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van ijs, voor zover onder parketnummer 03-053184-20 onder 1 ten laste is gelegd;
  • de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 03-108674-20 onder 2 en 3 tenlastegelegde;
  • de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen;
  • aan de verdachte ten aanzien van de overige feiten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf subsidiair een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot andere bewezenverklaringen en beslissingen komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-279524-19:
1.hij, op of omstreeks 21 november 2019, te Kerkrade, Bacardi, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehorende, te weten aan [winkel 1] en/of [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [beveiliger], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [beveiliger] te slaan en/of te trappen en/of slaande bewegingen en/of trappende bewegingen te maken
2.hij, op of omstreeks 21 november 2019, te Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 62 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hasjiesj, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij, op of omstreeks 21 november 2019, te Heerlen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering en/of het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar], belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een speekseltest, hieraan geen gevolg te geven;
Zaak met parketnummer 03-203903-19 (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 23 augustus 2019 in de gemeente Kerkrade opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.hij op of omstreeks 29 juli 2019 in de gemeente Kerkrade opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Honda Civic), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 03-279527-19 (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Kerkrade een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen (kaliber 6 mm BB, merk Galaxy, type G.6), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool, merk Colt, model Gold Cup Elite kaliber .45 ACP pistool) voorhanden heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende gammahydroxybutyraat (GHB), zijnde amfetamine en/of gammahydroxybutyraat (GHB), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Kerkrade tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Kerkrade aanwezig heeft gehad ongeveer 1,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 11,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 03-053184-20 (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Hoensbroek, gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een hoeslaken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Hoensbroek, gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meerdere paar sokken en/of cosmetica en/of ijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n), te weten aan [winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-108674-20 (gevoegd):
1.hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Kerkrade op/aan de Stationsstraat, op of omstreeks 29 oktober 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Spie Infrastructures) schade was toegebracht;
2.hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Kerkrade terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Stationsstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Kerkrade als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Stationsstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
Zaak met parketnummer 03-060994-20 (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 29 april 2019 te Kerkrade een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne en GHB, gamma butyrolaceton of 1,4 butaandiol terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere/per aangewezen stof 320 microgram amfetamine en 86 microgram cocaïne en 39 milligram GHB per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
3.hij op of omstreeks 29 april 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 1,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, zaak met parketnummer 03-108674-20
Het hof heeft met de advocaat-generaal en de verdediging uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder feit 2, rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe dat uit het dossier onvoldoende volgt dat de verdachte wetenschap had van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft ontkend dat hij dit wist. De daartoe bestemde stukken van het CBR zijn niet in het dossier gevoegd. Voorts is niet op enige andere wijze duidelijk geworden dat de verdachte wetenschap had van de ongeldigheid van zijn rijbewijs.
Het hof heeft voorts uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelingen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan eveneens zal worden vrijgesproken. Hiertoe overweegt het hof dat uit het dossier op geen andere wijze dan de enkele mededeling van [naam] bij de politie zou kunnen blijken dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de verzekering van zijn huurauto door [naam] was opgezegd en hij zodoende niet meer mocht rijden met deze auto. De verdachte heeft echter ontkend dat hij hiervan op de hoogte is gesteld door [naam], dan wel anderszins daarvan op de hoogte was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-279524-19 onder 1, 2 en 3, in de zaak met parketnummer 03-203903-19 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 1, 2, 3 en 4, in de zaak met parketnummer 03-053184-20 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder 1 tenlastegelegde en in de zaak met parketnummer 03-060994-20 onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-279524-19:
1.hij op 21 november 2019 te Kerkrade, Bacardi, dat toebehoorde aan [winkel 1] en/of [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [beveiliger], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [beveiliger] te slaan en slaande bewegingen en trappende bewegingen te maken
2.hij op 21 november 2019 te Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 62 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij op 21 november 2019 te Heerlen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar], belast met het onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een speekseltest, hieraan geen gevolg te geven;
Zaak met parketnummer 03-203903-19 (gevoegd):
1.hij op 23 augustus 2019 in de gemeente Kerkrade opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die aan [aangever 1] toebehoorde, heeft vernield;
2.hij op 29 juli 2019 in de gemeente Kerkrade opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Honda Civic), die aan [aangever 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
Zaak met parketnummer 03-279527-19 (gevoegd):
1.hij op 4 oktober 2019 te Kerkrade een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen (kaliber 6 mm BB, merk Galaxy, type G.6), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool, merk Colt, model Gold Cup Elite kaliber .45 ACP pistool) voorhanden heeft gehad;
2.hij op 4 oktober 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,8 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.hij op 4 oktober 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,3 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.hij op 4 oktober 2019 te Kerkrade aanwezig heeft gehad ongeveer 1,5 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 11,2 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Zaak met parketnummer 03-053184-20 (gevoegd):
1.hij op 14 februari 2020 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, een hoeslaken, dat toebehoorde aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op 14 februari 2020 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, meerdere paar sokken en cosmetica die toebehoorden aan [winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-108674-20 (gevoegd):
1.hij als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Kerkrade aan de Stationsstraat, op 29 oktober 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander schade was toegebracht
Zaak met parketnummer 03-060994-20 (gevoegd):
1.hij op 29 april 2019 te Kerkrade een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne en GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed per aangewezen stof 320 microgram amfetamine en 86 microgram cocaïne en 39 milligram GHB per liter bloed bedroeg;
3.hij op 29 april 2019 te Kerkrade opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,2 gram amfetamine en ongeveer 1,1 gram, cocaïne, zijnde amfetamine en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van in de zaak met parketnummer 03-279524-19 onder 1 tenlastegelegde gedeeltelijke vrijspraak bepleit.
De verdachte heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-053184-20 onder 2 tenlastegelegde naar voren gebracht dat hij geen goederen heeft meegenomen uit de betreffende winkel, maar de goederen heeft achtergelaten in de winkel. De raadsvrouw heeft daarover in haar pleidooi naar voren gebracht dat de verdachte blijft bij zijn standpunt, maar dat zij zich refereert aan het oordeel van het hof voor wat betreft de tenlastegelegde diefstal van meerdere paar sokken en cosmetica.
Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-203903-19 onder 2 tenlastegelegde een beroep gedaan op overmacht.
Feit 1 onder parketnummer 03-279524-19
Door de raadsvrouw is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van de tenlastegelegde geweldscomponent. Daartoe is aangevoerd dat op de in het dossier bevindende camerabeelden het door de verdachte verweten geweld niet is te zien. Voorts zijn er volgens de raadsvrouw geen getuigen geweest van het tenlastegelegde slaan op het oog van aangever. Tevens is er bij aangever geen letsel waargenomen. [verbalisant 1], die op dat moment in burger was, zag dat verdachte zich uit de greep van aangever wilde lostrekken en daartoe wild om zich heen sloeg richting het gelaat van aangever. [verbalisant 1] heeft echter niet gezien of aangever door de verdachte is geraakt.
Tevens heeft de raadsvrouw gesteld dat indien bewezen kan worden dat door de verdachte geweld zou zijn gebruikt dit niet ziet op het gemakkelijk maken van de diefstal, het bezit van het gestolene te verzekeren, dan wel het mogelijk maken van de vlucht. De verdachte was wild om zich heen aan het slaan omdat hij niet wilde dat men aan hem zat. Bovendien is de fles drank op enig moment in de handen van de aangever terechtgekomen en daardoor kan niet bewezen worden verklaard dat er geweld is gepleegd om het bezit van het gestolene te verzekeren.
Indien de tenlastegelegde geweldshandelingen zouden worden bewezen dan staan deze niet in verband met de diefstal, zodat hij van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [beveiliger] heeft verklaard dat hij op 21 november 2019 werkzaam was als beveiliger in de [winkel 1] aan de [adres] in Kerkrade. Hij zat op een kantoor en kon alles monitoren wat er in de zaak werd opgenomen. In de zaak is een aparte ruimte van [winkel 2], waar ook een camera aanwezig is. Aangever nam, kort gezegd, de diefstal door verdachte van de fles Bacardi waar. Aangever is meteen uit kantoor gelopen en naar de uitgang gelopen. Net buiten de ingang, dus buiten de zaak, maakte aangever zich bekend als beveiliger. Aangever zag en voelde dat die man met een vuist tegen zijn rechteroog sloeg. Aangever voelde dat goed en had een pijnscheut. Vervolgens pakte aangever de fles vast die onder de broek en jas van de verdachte zat. Verdachte pakte aangever vast en zwaaide met een arm. Aangever heeft toen de fles afgepakt en snel aan de bedrijfsleidster gegeven. Verdachte bleef maar trekken, duwen, schreeuwen en met zijn armen zwaaien. Op een gegeven moment kwam een politieman in burger aangever helpen. Aangever zag dat verdachte wild met zijn armen om zich heen bleef slaan. Vervolgens heeft aangever samen met de politieman de verdachte onder controle gebracht.
Uit het relaas van [verbalisant 1], die zich in privétijd in de betreffende [winkel 1] bevond en doende was met een pintransactie boodschappen af te rekenen, volgt dat hij de beveiliger van de [winkel 1], te weten aangever ([beveiliger]), uit het kantoor zag komen en dat deze voorbij de kassa’s rende in de richting van de uitgang. Toen [verbalisant 1] klaar was met pinnen hoorde hij hard geschreeuw waarna hij met versnelde pas naar de uitgang liep. Hij zag dat aangever verdachte vast had aan zijn bovenkleding. Hij zag dat verdachte op dat moment doende was zich los te trekken uit de greep van aangever door wild om zich heen te slaan. [verbalisant 1] liep in de richting van de beveiliger en de verdachte. Hij zag dat verdachte in de richting van het gelaat van aangever sloeg. Verder begon de verdachte wild om zich heen te bewegen met het kennelijke doel om los te komen. Door [verbalisant 1] en aangever werd de verdachte naar de grond gebracht alwaar hij wild om zich heen trapte. [verbalisant 1] zag dat de verdachte tevens met zijn armen wild in de richting van de beveiliger sloeg.
Het hof is van oordeel dat uit voorgaande genoegzaam kan worden vastgesteld dat de verdachte de bewezenverklaarde geweldshandelingen heeft gepleegd richting de beveiliger, aangever [beveiliger]. Dat [verbalisant 1] niet gezien heeft dat de verdachte aangever daadwerkelijk in het gezicht heeft geslagen, maakt naar het oordeel van het hof niet dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. [verbalisant 1] kwam namelijk pas later bij aangever en de verdachte. Het hof heeft ook geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [beveiliger]
Hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd, namelijk dat het door de verdachte gebruikte geweld niet is gepleegd, zo begrijpt het hof, met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, acht het hof niet aannemelijk geworden en vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt het verweer mitsdien in al zijn onderdelen.
Feit 2 onder parketnummer 03-053184-20
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen goederen uit de winkel heeft meegenomen.
Het hof acht het verweer van de verdachte dat hij geen wegnemingshandelingen heeft verricht niet aannemelijk geworden.
Voor een veroordeling ter zake van diefstal is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van waarderingen van feitelijke aard.
Op de beelden is door [verbalisant 2] gezien dat “persoon 1” (hof: zijnde de verdachte) vier paar sokken, tandpasta, deodorant en shampoo uit het rek pakt en vervolgens drie minuten later de eerder gepakte goederen in zijn bodywarmer stopt, op – zo begrijpt het hof – één paar sokken na welke hij weggooit. Door aldus te handelen heeft de verdachte deze goederen (met uitzondering van het weggegooide paar sokken welke hij niet onder zijn bodywarmer heeft gestopt) zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken en er zelf als heer en meester over beschikt dat sprake is geweest van een voltooide wegneming. Dat de verdachte een of meer van de in zijn bodywarmer gestopte goederen daarna wellicht heeft achtergelaten in de winkel doet daar niets aan af. Ingevolge bestendige jurisprudentie kan namelijk ook sprake zijn van een voltooide diefstal als de betreffende goederen de winkel nog niet hebben verlaten.
Het hof verwerpt het verweer van de verdachte.
Feit 2 onder parketnummer 03-203903-19
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte in verband met een geslaagd beroep op overmacht in de zin van, zo begrijpt het hof, noodtoestand ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte op die betreffende 29ste juli 2019 in de vroege ochtend van het balkon is gevallen waarbij hij zijn benen en enkels heeft verbrijzeld. Doordat er om 06.50 uur niemand op straat was en de verdachte niet in staat was om naar de deurbel te kruipen, heeft de verdachte een fles tegen de Honda aangegooid om zodoende de aandacht te trekken. Verdachte kon op dat moment volgens de raadsvrouw op geen andere wijze handelen dan hij heeft gedaan. Gelet op de schade en de plek waar de verdachte de fles tegen de auto heeft aangegooid was het handelen van de verdachte op dat moment naar het oordeel van de raadsvrouw proportioneel.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof begrijpt dat door de raadsvrouw een beroep is gedaan op de rechtvaardigingsgrond overmacht in de zin van noodtoestand. Nu overmacht in de zin van noodtoestand een rechtvaardigingsgrond is en, zo een dergelijk verweer mocht slagen, de wederrechtelijkheid aan de gedraging ontneemt dient gelet op de wettekst bij een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand de verdachte te worden vrijgesproken. Het hof vat het gevoerde verweer dan ook op als een bewijsverweer.
Het hof stelt voorop dat uitzonderlijke omstandigheden in een individueel geval kunnen meebrengen dat gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld, niettemin gerechtvaardigd kunnen worden geacht, onder meer indien moet worden aangenomen dat daarbij is gehandeld in noodtoestand, dat wil zeggen – in het algemeen gesproken – dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende heeft laten prevaleren. Voor een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand is vereist dat sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een actuele, concrete nood, die is geëigend aan die nood (het belangenconflict) een einde te maken en die voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak noch uit de stukken van het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting een aanknopingspunt volgt dat zich ten aanzien van het tenlastegelegde een dergelijke situatie, te weten een objectiveerbare (actuele) noodtoestand, heeft voorgedaan.
Uit het dossier volgt dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij die ochtend van het balkon is gesprongen en hij daarbij zijn beide benen/enkels heeft gebroken/verbrijzeld. Verdachte heeft naar zijn zeggen getracht om de aandacht te trekken van de bewoners. Verdachte heeft geschreeuwd, de ruit van de centrale hal vernield en de fles, welke bij de hoofdingang stond, tegen een auto aangegooid. Tevens heeft de verdachte tegen politieambtenaar Van Drongelen gezegd dat hij al drie dagen wakker zou zijn door het gebruik van speed.
Voorts volgt uit het dossier dat [getuige] omstreeks 06.45 uur geschreeuw hoorde en de verdachte op de grond zag liggen. Gelijk hierop zag hij dat de verdachte met een fles de onderste ruit van de centrale toegangsdeur insloeg en daarna de fles tegen een auto gooide.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat geen sprake is van een noodtoestand, omdat de verdachte zichzelf in die situatie heeft gebracht. De eigen schuld van de verdachte staat een beroep op noodtoestand in de weg. Niet gezegd kan worden dat het belangenconflict of het conflict van plichten onvermijdelijk was. Door in een eerdere fase een andere keuze te maken, dan het gebruik van speed waardoor hij al drie dagen wakker was, zou het dilemma waarvoor de verdachte zich uiteindelijk geplaatst zag niet zijn ontstaan. Het handelen van de verdachte is derhalve niet te beschouwen als een adequate reactie op de situatie waarin hij door eigen toedoen was geraakt.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer in al zijn onderdelen.
Conclusie
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover door het hof bewezen is verklaard, heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-279524-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 03-279524-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-279524-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Het in de zaak met parketnummer 03-203903-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 03-203903-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-053184-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 03-053184-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 03-060994-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 03-060994-20 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft zich in een periode van nog geen jaar schuldig gemaakt aan 14 strafbare feiten, waarvan 13 misdrijven. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen en bij een van die winkeldiefstallen zich ook gewelddadig gedragen richting een beveiliger toen hij op heterdaad werd betrapt. Door aldus te handelen heeft de verdachte telkens inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkeliers. Ten aanzien van de beveiliger, die zijn werk deed, heeft de verdachte inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. Winkeldiefstallen leveren voor winkeliers veel overlast en ergernis op en hindert hen in de bedrijfsvoering. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan meerdere Opiumwetdelicten, meerdere Wegenverkeersdelicten, twee vernielingen, het voorhanden hebben van een wapen en, kort gezegd, geen medewerking verleend aan een speekseltest. Een van de Wegenverkeerswetdelicten betreft het rijden onder invloed van (veel te veel) amfetamine, cocaïne en GHB. Daarmee heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. De door de verdachte gepleegde misdrijven zijn ernstige feiten.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 oktober 2021 waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten, delicten met een geweldscomponent, vernielingen en Wegenverkeerswetzaken. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft ook kennisgenomen van het Pro Justitia psychologisch onderzoek d.d. 5 juli 2021 inzake de nog lopende zaak onder parketnummer 03-098802-21 waarin onder meer is beschreven dat de verdachte op zijn 15de drugs waaronder amfetamine en xtc is gaan gebruiken.
Naar het oordeel van het hof kan ten aanzien van feit 4 onder parketnummer 03-279527-19, het aanwezig hebben van 1,5 gram hasjiesj en 11,2 gram hennep, een overtreding, gelet op de geringe ernst van het feit worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringe straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De door de raadsvrouw voorgestelde strafmodaliteit doet onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het hof ziet in de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte voorts geen aanleiding om een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van feit 1 onder 03-108674 en tevens ter zake van feit 1 onder 03-060994-20 telkens voor een duur van 8 maanden aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 12 september 2018 onder parketnummer 03-114752-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 62, 63, 184, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-060994-20 onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde en de beslissing in de zaak met parketnummer 03-139339-20 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-279524-19 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 03-203903-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 03-053184-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder 1 en in de zaak met parketnummer 03-060994-20 onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-279527-19 onder 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-108674-20 onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden;
ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-060994-20 onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 12 september 2018, parketnummer 03-114752-18, te weten van
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 25 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.