ECLI:NL:GHSHE:2021:3656

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
20-001578-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en bewezenverklaring van opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hennepstekken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft zich gericht op de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2.415 gram hennep en 200 hennepstekken. De verdachte werd op 12 december 2019 in Waalwijk aangehouden, waar in zijn bedrijfspand hennepplanten en gedroogde hennep werden aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, gezien de grote hoeveelheid hennep en de omstandigheden waaronder deze werd aangetroffen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het eerste feit, en vernietigde het vonnis waarvan beroep voor het overige. De inbeslaggenomen geldbedragen werden verbeurd verklaard, omdat deze naar het oordeel van het hof bestemd waren voor de handel in hennep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001578-20
Uitspraak : 8 juli 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-107443-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 aan hem tenlastegelegde. De politierechter heeft het onder feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte strafbaar verklaard en hem daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat daarvan de teruggave aan de verdachte wordt gelast.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag is verzocht de teruggave van de betreffende goederen te gelasten aan de verdachte.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder feit 1 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat tegen de vrijspraak is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – verenigen. Omwille van de leesbaarheid zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 12 december 2019 te Waalwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2.415 gram hennep en/of 200 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 12 december 2019 te Waalwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad 2.415 gram hennep en 200 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt, alsook in de bewijsoverwegingen, – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, proces-verbaalnummer PL2100-2020041497 Z, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-70.

1.

Uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 13 december 2019, dossierpagina 70, voor zover inhoudende:

Onderneming
Handelsnaam: [bedrijf 1]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
Startdatum onderneming: 15-07-2019
Vestiging
Handelsnaam: [bedrijf 1]
Bezoekadres: [adres 2 bedrijf]
Postadres: [woonadres]
Activiteiten: SBI-code: 46471 - Groothandel in huismeubilair
SBI-code: 46431 - Groothandel in witgoed
SBI-code: 46901 - Niet-gespecialiseerde groothandel in consumentenartikelen
Werkzame personen: 1
Eigenaar: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag 1] -1988
Adres: [adres 2 bedrijf]
Datum in functie: 15-07-2019

2.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2019, dossierpagina’s 38-45, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op donderdag 12 december 2019, omstreeks 14.30 uur, werd door mij ter inbeslagneming binnengetreden in het bedrijfspand aan de [adres 2 bedrijf] .
Toen ik samen met mijn collega’s het pand binnen liep, rook ik de bij mij bekende lucht van hennepplanten. In het bedrijfspand waren vijf personen aanwezig. Onder hen bevonden zich verdachten [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1988 en wonende te [woonadres] en [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1993, wonende te [adres 2] .
Door verdachte [verdachte] werd uit eigen beweging aangegeven dat hij de huurder was van het pand en dat de andere personen slechts op bezoek waren.
Tevens werd een Jumbo-tas aangetroffen waar zichtbaar een zwarte strijkzak in zat. Deze Jumbo-tas met strijkzak werd in beslag genomen. In de strijkzak bleek een grote doorzichtige gripzak te zitten die vol zat met gedroogde henneptoppen.
(pg. 39)
Tijdens de doorzoeking werd het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
- 200 hennepstekken, in twee bruine dozen in metalen kast in ruimte 5 (in gangpad richting balie);
- 1 grote gripzak gedroogde hennep in zwarte sealbag in Jumbotas in ruimte 5 bij balie, na weging op het politiebureau bleek dit 980 gram netto gedroogde hennep te zijn;
- 1 grote gripzak gedroogde hennep in zwarte sealbag in bruine doos onder een paar andere bruine dozen in ruime 1, na weging op het politiebureau bleek dit 450 gram netto gedroogde hennep te zijn;
- 1 grote gripzak gedroogde hennep in zwarte sealbag in witte zak in open kast in ruimte 5 vlakbij drankenautomaat, na weging op het politiebureau bleek dit 985 netto gedroogde hennep te zijn.
(pg. 40)
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten en gedroogde hennep was.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen en dat de aangetroffen gedroogde toppen henneptoppen betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman – op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota – in de kern aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van de aangetroffen hennep. Meer in het bijzonder kan niet vastgesteld worden dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van hennep in zijn loods, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is voor het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 december 2019 2.415 gram hennep en 200 hennepstekken aanwezig heeft gehad in zijn loods in Waalwijk.
De vervolgvraag waarvoor het hof zich gesteld ziet, is of de verdachte die hennep en hennepstekken opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daartoe dient onder meer in rechte komen vast te staan dat sprake was een zekere mate van bewustheid aan de zijde van verdachte dat hij hennep in bewaring nam. De verdachte heeft in dit verband ter terechtzitting in eerste aanleg – in vervolg op zijn eerdere verklaringen bij de politie – verklaard dat hij die dag zowel een Jumbo-tas als een doos met hennepstekken van verschillende personen in bewaring had genomen. Hij wilde de namen van die personen niet noemen en hij wist pas achteraf dat het om hennep ging. Het hof acht deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en wijst daartoe op het volgende.
Allereerst wekt het sterk bevreemding dat de verdachte van verschillende personen (die hij niet bij naam wil noemen), op dezelfde dag, verschillende hoeveelheden hennep in bewaring zou hebben gekregen en dat hij die hoeveelheden vervolgens op verschillende locaties in zijn bedrijfspand zou hebben weggelegd, zonder te weten wat de inhoud van de zakken en dozen is geweest.
Het hof betrekt in zijn oordeel dat de verdachte wist dat er hennep in de dozen en de zakken in zijn loods aanwezig was voorts de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 19 december 2019 hebben de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] bij het bedrijfspand van de verdachte aan de [adres 2 bedrijf] waargenomen dat in een kort tijdsbestek, meerdere personen die antecedenten hebben ter zake van (voornamelijk) overtreding van de Opiumwet, het perceel gelegen aan de [adres 2 bedrijf] , hebben bezocht.
Verbalisanten hebben voorts waargenomen dat onder de voertuigen waarmee deze personen bij het bedrijfspand zijn gearriveerd, een Volkswagen Golf, voorzien van een Belgisch kenteken ( [kenteken] en op naam gesteld van [bestuurder] , bevond en dat een man uit de nabijheid van het bedrijfspand van de verdachte kwam lopen. Die persoon nam op de bestuurdersstoel van deze Volkswagen Golf plaats, reed dit voertuig vanaf de parkeerplaats voor het bedrijfspand achteruit, in de richting van de roldeur van het bedrijfspand. De achterklep van de auto was daarbij geopend en het voertuig heeft gedurende enige tijd op deze wijze tegen de roldeur geparkeerd gestaan. Vervolgens is deze Volkswagen Golf, zichtbaar zwaar beladen, vertrokken. De inzittenden van dit voertuig zijn door verbalisanten staande gehouden en met toestemming van de bestuurder [bestuurder] is de kofferbak van dit voertuig geopend. Verbalisanten hebben daarin twee bruine kartonnen dozen waargenomen. Eén doos was net zo groot als de gehele kofferbak van de Volkswagen Golf. Verbalisanten hebben reeds bij het openen van de kofferbak direct een henneplucht waargenomen. Bij het openen van één van de dozen zijn hennepstekken waargenomen. Ook zijn goederen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de handel in softdrugs, waaronder ventilatoren, groeimiddelen, strijkzakken en gripzakken. Het hof merkt op dat soortgelijke goederen zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand van de verdachte, alwaar deze Volkswagen Golf kort daarvoor, gedurende enige tijd en met geopende achterklap, tegen het bedrijfspand aan heeft gestaan en waarvan is waargenomen dat dit voertuig vervolgens zichtbaar zwaar beladen vertrok. Het hof acht het, op grond van het voorgaande, aannemelijk dat die dag vanuit het bedrijfspand van verdachte hennep en hennep gerelateerde goederen werden verkocht.
Daarnaast is tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand een persoon aangetroffen in het bezit van briefjes waarop verscheidende goederen stonden vermeld die in verband kunnen worden gebracht met een hennepkwekerij. Soortgelijke goederen als op deze briefjes benoemd, zijn bij de doorzoeking van het bedrijfspand van de verdachte aangetroffen.
Dit zijn niet de enige omstandigheden die het hof ertoe hebben gebracht om geen geloof te hechten aan de verklaringen van de verdachte. Het hof stelt namelijk voorts vast dat er op verschillende locaties in het bedrijfspand hennep is aangetroffen, terwijl de verdachte alleen heeft verklaard over de hennep in de Jumbo-tas en de henneptoppen in één doos. Er is aldus méér hennep aangetroffen dan waarover de verdachte heeft verklaard. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de overige aangetroffen hennep en evenmin verklaard voor wie hij die hennep in bewaring zou hebben genomen.
Ten slotte is de lezing van de verdachte, inhoudende dat de hennep in de Jumbo-tas tien minuten vóór het binnentreden door de politie zijn pand is binnengekomen, niet waargenomen door de observerende verbalisanten, terwijl zij vanaf circa 12:30 uur het pand hebben geobserveerd (dossierpagina 35) en omstreeks 14:30 uur het pand zijn binnengetreden (dossierpagina 38).
Hetgeen de verdachte in dit verband heeft verklaard, is aldus niet te verenigen met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, zodat het hof daaraan geen geloof hecht.
Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van hennep in zijn loods en daarmee opzet had op het voorhanden hebben daarvan. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorts stelt het hof gelet op artikel 11 lid 5 Opiumwet jo. artikel 1 Opiumwetbesluit vast dat het hier om een grote hoeveelheid gaat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 2 kilo hennep en 200 hennepstekken. Wetenschappelijk is aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 april 2021, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Ten slotte heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsman van de verdachte heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat de verdachte werkzaam is bij [bedrijf 2] , doch dat hij momenteel als gevolg van een burn-out, PTSS-stoornis en medicatie geen auto mag rijden en daardoor tijdelijk niet werkt, dat de partner van de verdachte naar verwachting binnenkort zal bevallen en dat de verdachte geen schulden heeft.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andersluidend oordeel te komen.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen tot een totaalbedrag van € 2.688,50 (bestaande uit coupures van relatief kleine geldbedragen), zijn onder de verdachte in beslag genomen. Deze geldbedragen behoren aan de verdachte toe.
De verklaring van de verdachte omtrent de herkomst van de geldbedragen, inhoudende dat deze geldbedragen door hem op verschillende plekken zijn weggelegd en dat het spaargeld betreft, acht het hof ongeloofwaardig, temeer nu het ongebruikelijk is een grote hoeveelheid spaargeld in een loods op verschillende plekken (onder meer nabij een pallet in eenzelfde ruimte als waar een grote hoeveelheid hennep is aangetroffen) te bewaren. Bovendien wilde verdachte niet verklaren wat de herkomst van deze gelden zijn. Daarnaast zijn in de loods goederen aangetroffen die te relateren zijn aan een hennepkwekerij dan wel de handel in softdrugs. Het hof acht het zoals hierboven overwogen tenslotte aannemelijk dat die dag vanuit het bedrijfspand van verdachte hennep en aan hennep gerelateerde goederen werden verkocht.
Tegen deze achtergrond en hetgeen overigens is gebleken, houdt het hof het er voor dat de inbeslaggenomen geldbedragen in het bijzonder bestemd waren om te dienen als bedrijfskapitaal voor de aan- en verkoop van hennep, die in een grote hoeveelheid in de loods van de verdachte aanwezig was.
De geldbedragen zijn naar het oordeel van het hof vatbaar voor verbeurdverklaring omdat het bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot het inbeslaggenomen geld.
Het hof zal deze voorwerpen daarom verbeurd verklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag ad € 1.100,00 en een geldbedrag ad € 1.588,50.
Aldus gewezen door:
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffier,
en op 8 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. drs. Van de Schepop voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.