ECLI:NL:GHSHE:2021:3645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
20-002136-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake bedreiging en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1978 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave, was eerder veroordeeld voor tweemaal bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en diefstal. Het vonnis van de politierechter had geleid tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast waren er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en was de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten, maar subsidiair verzocht om het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet bewust handelde ten tijde van de feiten, maar dat zijn handelen het gevolg was van een epileptische aanval.

Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof heeft de straf vastgesteld op drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast, en het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen bevestigd. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002136-20
Uitspraak : 30 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 30 september 2020, parketnummer
01-233454-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
20-000131-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van tweemaal bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling (feit 1 en 2) en diefstal (feit 3) tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] (ter hoogte van € 600,-) en [benadeelde 2] (ter hoogte van € 500,-) zijn volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2020 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken onder parketnummer 20-000131-17.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde. Subsidiair is bepleit om het beroepen vonnis te bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Bepleit is om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 20-000131-17 niet ten uitvoer te leggen vanwege de in hoger beroep naar voren gebrachte toekomstperspectieven. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafoplegging en met aanvulling van de bewijsoverweging. Gelet hierop zal het hof de toepasselijke wetsartikelen opnieuw opnemen.
Aanvullende bewijsoverweging
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte nog aangevoerd dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewust heeft gepleegd, maar dat zijn handelen het gevolg was van een epileptische aanval.
Het hof is daaromtrent met de rechtbank van oordeel dat het dossier geen objectieve aanwijzingen bevat die erop duiden dat verdachte de hem onder 1 en 2 verweten gedragingen heeft begaan onder invloed van een epileptische aanval of de gevolgen daarvan.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en bedreiging van twee verbalisanten. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte heeft zich tijdens zijn aanhouding voor de diefstal vervolgens verbaal en fysiek uitgelaten tegenover de betreffende verbalisanten. De door verdachte gebruikte bewoordingen zijn bijzonder ernstig en betroffen niet alleen de
verbalisanten, maar ook hun naasten. Tot slot geldt dat bespuugd worden een nare en
smerige ervaring is voor de slachtoffers. Dat dit gebeurt in een tijd die wordt beheerst door
het Coronavirus, maakt deze gedraging extra ernstig.
Bij de straftoemeting houdt het hof voorts rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2021, waaruit volgt dat verdachte reeds eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten tot gevangenisstraffen en een ISD-maatregel. Daarnaast zijn de feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest met zich brengt.
Evenmin heeft het hof aanleiding gevonden om – anders dan de verdediging heeft betoogd – de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 20-000131-17 niet ten uitvoer te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 4 oktober 2017, parketnummer 20-000131-17, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. D.A.E.M. Hulskes en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 30 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.