Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Rijtuigbouw [Rijtuigbouw] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 27 augustus 2019;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 10 oktober 2019 waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van Brabants Octrooibureau van 17 december 2019 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 10 maart 2020 met producties en eiswijziging.
6.De verdere beoordeling
- [ingenieur] heeft [geïntimeerde] onvoldoende gewezen op het risico van een (hoge) proceskostenveroordeling;
- terwijl schriftelijke communicatie wezenlijk is, heeft deze bijna volledig ontbroken;
- [ingenieur] heeft [geïntimeerde] niet steeds en in voldoende mate op de hoogte gehouden.
“Wij vinden de vordering niet voor verrekening vatbaar. (…) Het is een verjaarde schadevordering. (…) Ik hoor de kantonrechter zeggen dat verjaring bij verweer niet uitmaakt en dat klopt.”Dit laatste is juist (artikel 6:131 lid 1 BW), zodat dit punt bij de behandeling van de vordering van Brabants Octrooibureau verder geen bespreking behoeft.
‘of een octrooigemachtigde een zelfstandige verplichting heeft (dus los van het feit of een advocaat al dan niet zijn cliënt op het procesrisico wijst) om zijn cliënt (schriftelijk) op het procesrisico te wijzen voordat besloten wordt tot het starten van een octrooirechtzaak’.