In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2008. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, verzoekt het hof om het ouderlijk gezag te behouden. De zaak is complex en raakt aan de belangen van de minderjarige, die sinds 2012 onder toezicht staat van de GI en sinds 2017 in een pleeggezin verblijft.
De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2021, waarbij de moeder werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.G. van Ek. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI waren ook aanwezig, maar de moeder, de vader en de pleegouders waren niet verschenen. Het hof heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De rechtbank had eerder het gezag van de ouders beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De moeder is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zij een goede band heeft met de pleegouders en dat de ontwikkeling van de minderjarige niet bedreigd is. Het hof overweegt echter dat de moeder niet in staat is om het belang van de minderjarige voorop te stellen, vooral gezien haar negatieve reacties op beslissingen rondom de minderjarige, zoals de vaccinatie.
Het hof concludeert dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door het gedrag van de moeder en dat het in zijn belang is om bij de pleegouders te blijven. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof verzoekt om een afschrift van de uitspraak naar het centraal gezagsregister te sturen.