In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep inzake de wijziging van kinderalimentatie en de zorgregeling voor vier minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 februari 2021, waarin de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling en de kinderalimentatie werd vastgesteld op € 50,- per maand per kind. De man heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de kinderalimentatie op nihil te stellen, met argumenten over zijn financiële situatie en de noodzaak van een wijziging van de zorgregeling.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, maar oordeelt dat deze wijziging niet leidt tot een aanpassing van de zorgregeling die in 2016 is vastgesteld. De huidige regeling biedt voldoende stabiliteit voor de kinderen, die zelf hebben aangegeven tevreden te zijn met de bestaande afspraken. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen over de noodzaak van een wijziging van de zorgregeling en de financiële situatie.
Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof geoordeeld dat de man zijn financiële situatie niet voldoende heeft onderbouwd. De kinderalimentatie wordt vastgesteld op € 42,75 per kind per maand, met ingang van 2 juni 2020, en € 44,- per kind per maand vanaf 1 januari 2021. De man is verplicht om ook de helft van de bijzondere kosten van opvang te betalen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de eerdere beschikking van 30 juni 2016 is gewijzigd in overeenstemming met de nieuwe beslissing van het hof.