ECLI:NL:GHSHE:2021:3622
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen echtscheiding met betrekking tot duurzame ontwrichting van het huwelijk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De man, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft verzocht deze te vernietigen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Het huwelijk tussen partijen is op 11 mei 1990 gesloten, en de vrouw heeft op 12 februari 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, maar de behandeling van het verdelingsverzoek aangehouden. De man stelt dat het huwelijk niet duurzaam is ontwricht en dat de vrouw hem onder druk heeft gezet in het kader van zijn traject bij het Expertisecentrum Euthanasie. Het hof overweegt dat voor een echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten vereist is dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft volhard in haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat een verzoening uitgesloten is. Het hof concludeert dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk vaststaat, ondanks het feit dat de vrouw geen schriftelijk verweer heeft gevoerd. De grief van de man slaagt niet, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.