In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor een verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar een andere plaats. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Proenings, had eerder een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 januari 2021 aangevochten, waarin haar verzoek om te verhuizen was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R.A. Knopper, verzet zich tegen de verhuizing en heeft verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de argumenten van beide partijen. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was om samen te kunnen wonen met haar nieuwe partner en dat zij in de nieuwe woonplaats betere financiële mogelijkheden had. De vader betwistte deze noodzaak en wees op de stabiliteit en sociale omgeving van de kinderen in hun huidige woonplaats. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich onthouden van advies, maar gaf aan dat de keuze van de moeder vooral haar eigen belang diende.
Het hof oordeelde dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat er een noodzaak was voor de verhuizing. De moeder had niet onderbouwd hoe zij de kinderen financieel beter zou kunnen bieden in de nieuwe woonplaats en het hof vond ook dat de belangen van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven zwaarder wogen dan de wensen van de moeder. Het hof heeft daarom het verzoek van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.