ECLI:NL:GHSHE:2021:3619

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
200.291.940_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap met betrekking tot rechthebbende met geestelijke en lichamelijke beperkingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij bewind en mentorschap zijn ingesteld voor een 93-jarige rechthebbende die lijdt aan dementie. De rechthebbende is onder bewind gesteld met ingang van 1 november 2020, en er is een mentor aangesteld. Verzoekers, bestaande uit de kinderen van de rechthebbende, hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het bewind en mentorschap op te heffen, dan wel om de huidige bewindvoerder en mentor te ontslaan en nieuwe aan te stellen. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2021, waarbij de betrokken partijen en hun advocaten zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er verdeeldheid is onder de kinderen over de zorg voor de rechthebbende en dat de huidige bewindvoerder en mentor in staat zijn om de belangen van de rechthebbende te behartigen. Het hof heeft geoordeeld dat er geen gewichtige redenen zijn om de huidige bewindvoerder en mentor te ontslaan, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is genomen met het oog op het belang van de rechthebbende, die behoefte heeft aan stabiliteit en rust in haar zorg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 december 2021
Zaaknummer: 200.291.940/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8781315 BM VERZ 20-4395 en 8781316 MS VERZ 20-946
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door:
[betrokkene 1],
wonende te [woonplaats] ,
en
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekers, respectievelijk de rechthebbende of de moeder, [betrokkene 1] en [verzoeker] ,
advocaat: mr. F. Klabbers.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [betrokkene 2] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: [betrokkene 2] );
- [betrokkene 3] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: [betrokkene 3] );
- [betrokkene 4] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: [betrokkene 4] );
advocaat van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] : mr. F.C. Hilderink,
- [betrokkene 5] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: [betrokkene 5] );
- [betrokkene 6] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: [betrokkene 6] );
- [de bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- [de mentor] , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: de mentor).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 december 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 maart 2021, hebben verzoekers verzocht:
- primair: de bestreden beschikking te vernietigen en het ingestelde bewind en mentorschap op te heffen;
- subsidiair: de bestreden beschikking te vernietigen en de huidige bewindvoerder en mentor te ontslaan en daarvoor in de plaats [betrokkene 7] te benoemen tot bewindvoerder en [betrokkene 8] te benoemen tot mentor;
- meer subsidiair: de bestreden beschikking te vernietigen en de huidige bewindvoerder en mentor te ontslaan en daarvoor in de plaats andere professionals te benoemen tot bewindvoerder en mentor.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 juni 2021, hebben [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en [betrokkene 3] verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verzoekers in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bevestigen, al dan niet met verbetering van gronden en het door verzoekers verzochte af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [betrokkene 1] en [verzoeker] , bijgestaan door mr. S. Vos-van Helvert;
  • [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , bijgestaan door mr. F.C. Hilderink;
  • [betrokkene 6] ;
  • de bewindvoerder;
  • de mentor.
2.3.1.
De rechthebbende en [betrokkene 5] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de door de advocaat van verzoekers op 6 april 2021 overgelegde producties 1b tot en met 1g en 1j;
  • de door de advocaat van verzoekers op 19 april 2021 overgelegde productie 1k;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 december 2020; eveneens toegezonden door de advocaat van verzoekers bij V6 formulier d.d. 10 mei 2021 als productie 1h;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder en mentor d.d. 28 juni 2021;
  • het e-mailbericht met bijlagen van [zorggroep] zorggroep d.d. 30 juni 2021;
  • de brief van de advocaat van [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en [betrokkene 3] d.d. 13 september 2021;
  • de brief van de advocaat van verzoekers d.d. 16 september 2021;
  • de brief van de advocaat van verzoekers d.d. 23 september 2021 met productie 15.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 27 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld met ingang van 1 november 2020. Daarnaast is ten behoeve van de rechthebbende een mentorschap ingesteld met ingang van 1 november 2020. Tot bewindvoerder is benoemd [de bewindvoerder] , en tot mentor is benoemd [de mentor] .
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, het ingestelde bewind en mentorschap en de benoemingen van de bewindvoerder en mentor gehandhaafd. Het verzoek om opheffing van het bewind en mentorschap is afgewezen.
3.3.
Verzoekers kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Verzoekers voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan. Onder de zeven kinderen is verdeeldheid ontstaan over de vraag wat in het belang is van de rechthebbende (de moeder). [betrokkene 1] en [verzoeker] hebben vanaf medio 2008 de financiële belangen van beide ouders behartigd. De vader is op [datum] 2010 overleden. Op 9 december 2011 is een notariële volmacht opgesteld ter formalisering omdat [betrokkene 1] en [verzoeker] al jarenlang de financiële en niet-financiële belangen van de rechthebbende (en de vader) behartigden. De volmacht is door de instelling van het bewind en mentorschap niet geëindigd.
Vanaf half maart 2020 woont de rechthebbende in zorginstelling [zorginstelling] te [plaats] . De mentor heeft het niet in het belang van rechthebbende geacht dat tussen, de collega van, de advocaat van verzoekers en de rechthebbende een gesprek plaatsvond. Vanaf het moment van benoeming zijn de verhoudingen tussen de bewindvoerder en mentor enerzijds en [betrokkene 1] en [verzoeker] anderzijds ernstig verstoord geraakt. [betrokkene 1] , [verzoeker] en [betrokkene 6] hebben geen vertrouwen meer in de bewindvoerder en mentor. Zij zijn voorgedragen uit het “andere kamp”; van een neutrale beeldvorming bij de bewindvoerder en de mentor is geen sprake. Er hebben zich diverse incidenten voorgedaan, en er is een klacht tegen de mentor ingediend bij de klachtencommissie van [zorggroep] Zorggroep en bij de mentor en zorginstelling [zorginstelling] . Op 17 november 2020 heeft de mentor zonder overleg het slot van de brievenbus laten vervangen zodat zij de brievenbus in haar beheer kon krijgen. Op 10 december 2020 is de moeder ten val gekomen. [betrokkene 1] , [verzoeker] en [betrokkene 6] hebben aangedrongen op verwijzing naar een gespecialiseerde arts, mede omdat de moeder op 28 februari 2020 geopereerd was aan een gecompliceerde breuk in haar linker bovenbeen. Omdat ingrijpen door de mentor uitbleef, heeft de rechthebbende op initiatief van [betrokkene 1] en [verzoeker] een chirurg bezocht. De chirurg constateerde op 17 februari 2021 dat de plaat en het schroefwerk in het bovenbeen zijn uitgebroken, waarbij zelfs de mogelijkheid van amputatie is besproken. De kinderen uit “het andere kamp” worden voorgetrokken door de mentor. Zo ervoer de rechthebbende op 4 maart 2021 veel druk op de borst en werd zij die avond naar het ziekenhuis gebracht. [verzoeker] mocht niet bij de rechthebbende zijn. [betrokkene 1] , [verzoeker] en [betrokkene 6] kregen telefonisch geen informatie omdat de mentor drie personen uit “het andere kamp” had opgegeven als contactpersonen. De rechthebbende krijgt daarnaast geen leefgeld van de bewindvoerder.
3.5.
[betrokkene 2] , [betrokkene 4] en [betrokkene 3] voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan.
[betrokkene 1] en [verzoeker] kunnen sinds 1 november 2020 geen gebruik meer maken van de volmacht en niet meer als vertegenwoordigers van de rechthebbende optreden. Zij zijn dan ook niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Subsidiair is deze bevoegdheid komen te vervallen per 1 juni 2021 middels de herroeping van de volmacht door de bewindvoerder. De rechthebbende kan de procedure niet zelf voortzetten, nu zij daartoe gelet op haar geestelijke toestand niet in staat is. Tussen de advocaat van verzoekers en de rechthebbende is zowel tijdens de procedure in eerste aanleg als ook nu geen contact geweest. Dat de rechthebbende zich niet met de beschikking van 22 december 2020 kan verenigen wordt dan ook ontkend. Het instellen van hoger beroep is ook niet in het belang van de rechthebbende.
De rechthebbende wordt door [betrokkene 1] , [verzoeker] en [betrokkene 6] psychisch onder druk gezet en financieel beknot. De volmacht biedt de rechthebbende onvoldoende bescherming om haar laatste levensfase op een rustige, prettige manier in de zorginstelling door te brengen. De rechthebbende ervaart veel onrust door het conflict tussen haar kinderen en dit is niet in haar belang. De verhoudingen tussen de zeven kinderen zijn ernstig verstoord. De aanwezigheid van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor is noodzakelijk om de belangen van de rechthebbende te beschermen.
Uit de notariële volmacht volgt niet, althans niet expliciet, dat het doel daarvan is voorkoming van bewind en mentorschap. De aanwezigheid van een notariële volmacht sluit de instelling van bewind en mentorschap niet uit. Het gaat om het belang van de rechthebbende. Bovendien is de rechthebbende niet meer in staat om de door [betrokkene 1] en [verzoeker] af te leggen rekening en verantwoording op te nemen. Er is geen aanleiding om een andere bewindvoerder en mentor te benoemen. [betrokkene 1] , [verzoeker] en [betrokkene 6] zijn bezig met een persoonlijke strijd en het halen van hun eigen gelijk en verliezen daarbij de belangen van de rechthebbende uit het oog.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
In de notariële volmacht van 9 december 2011 heeft de rechthebbende een algemene volmacht verleend aan [betrokkene 1] en [verzoeker] om haar in alle opzichten te vertegenwoordigen
“zowel in privé als in elke kwaliteit en hoedanigheid waarin zij gerechtigd of verplicht is en al haar rechten en belangen zonder enige uitzondering, zowel op het gebied van het personenrecht als op dat van het verbintenissenrecht, het goederenrecht, het erfrecht, het fiscaal recht, het procesrecht en ieder ander rechtsgebied waar te nemen en uit te oefenen (…)”.
De rechthebbende heeft [betrokkene 1] en [verzoeker] aldus gevolmachtigd om haar in rechte te vertegenwoordigen.
De bewindvoerder heeft de volmacht op 1 juni 2021 ingetrokken. Het beroepschrift is evenwel op 19 maart 2021 ingediend toen de volmacht nog van kracht was, zodat deze intrekking binnen de beroepsprocedure verzoekers niet kan worden tegengeworpen. Verzoekers zijn dan ook ontvankelijk in het hoger beroep.
3.6.2.
Wat er ook zij van de vraag welke gevolgen de intrekking van de volmacht door de bewindvoerder voor het door verzoekers ingestelde appel na 1 juni 2021 heeft, het hof is van oordeel dat het in deze procedure ambtshalve tot beslissingen kan over gaan nu het in deze procedure die aan het hof is voorgelegd, gaat om het belang en de bescherming van de rechthebbende.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [betrokkene 1] , [verzoeker] en [betrokkene 6] van mening zijn dat bewind en mentorschap voor de moeder noodzakelijk zijn en dat het enkel nog gaat om de vraag of de huidige bewindvoerder en mentor kunnen aanblijven of dat een nieuwe bewindvoerder en een nieuwe mentor door het hof benoemd moeten worden. Dit geldt ook voor [betrokkene 6] .
[betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn van mening dat de bewindvoerder en mentor aan kunnen blijven. Ook de bewindvoerder en de mentor zelf zijn van mening dat zij kunnen blijven functioneren.
3.6.3.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.4.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.5.
Het hof zal derhalve ambtshalve beoordelen of er sprake is van gewichtige redenen die er toe moeten leiden dat dat de mentor en de bewindvoerder worden ontslagen en een nieuwe mentor en een nieuwe bewindvoerder benoemd worden.
3.6.6.
De kantonrechter heeft de door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] voorgestelde bewindvoerder en mentor benoemd. Het hof is van oordeel dat deze beslissing in stand moet blijven nu er geen sprake is van dergelijke gewichtige redenen en zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
3.6.7.
Bij de beoordeling van de vraag of de huidige bewindvoerder en mentor moeten worden ontslagen dient het belang van de rechthebbende voorop te worden gesteld.
De rechthebbende is 93 jaar en lijdt aan dementie. Zij wordt door haar kinderen geestelijk belast met de onderlinge strijd tussen de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de mentor aangegeven dat de rechthebbende bij aanvang van het mentorschap heel onrustig en verdrietig was en te kennen gaf niet meer te willen leven. De mentor heeft rust ingebouwd en het contact tussen de kinderen en de rechthebbende gereguleerd. De kinderen kunnen in een online agendatool een bezoekmoment met de rechthebbende reserveren. Daarnaast heeft de mentor besloten – omdat de rechthebbende aangaf die periode zo te missen – dat [betrokkene 3] op de maandagen bij de rechthebbende mag komen en met de pinpas boodschappen mag doen voor de rechthebbende. De mentor ziet dat de rechthebbende rust ervaart en zij geeft niet meer aan dat zij niet meer wil leven. De mentor stemt de zorg af met de zorgverleners en maakt verslagjes van de overleggen die plaatsvinden. In het ziekenhuis is de mentor de eerste contactpersoon.
3.6.8.
De locatiemanager van de zorginstelling waar de rechthebbende verblijft geeft in de brief van 25 november 2020 aan de kantonrechter aan dat de rechthebbende behoefte heeft aan een onafhankelijk professional omdat de familie onderling sterk verdeeld is, wat een goede vertegenwoordiging van de rechthebbende in de weg staat. De onderlinge verdeeldheid leidt voor de zorgverleners tot onnodige tijdsbelasting en (mis-)communicatie. De huidige benoemde mentor geeft rust en duidelijkheid in die verhoudingen. Volgens de locatiemanager is het in het belang van zowel de rechthebbende als de zorgverleners dat de huidige situatie gehandhaafd blijft.
3.6.9.
De door verzoekers aangevoerde gronden met betrekking tot het door hen ervaren beleid van de bewindvoerder zijn onvoldoende om te komen tot het oordeel dat er sprake is van gewichtige redenen die er toe moeten leiden dat de bewindvoerder ontslagen wordt. Kennelijk is er sprake van verschil van mening tussen de bewindvoerder en verzoekers over een aantal zaken maar niet is gebleken dat de bewindvoerder de belangen van de rechthebbende onvoldoende adequaat behartigt.
3.6.10.
De rechthebbende is naar het oordeel van het hof het meest gebaat bij de rust die inmiddels is ontstaan. Benoeming van een nieuwe mentor en bewindvoerder zal opnieuw voor onrust voor de rechthebbende zorgen. Er is niet gebleken van zwaarwegende redenen om de mentor en de bewindvoerder te ontslaan. Dat er naar de mening van de verzoekers sprake is van een groot wantrouwen van de beide verzoekers tegenover de huidige bewindvoerder en mentor die zijn oorsprong vindt in de gang van zaken rondom de instelling van het bewind het mentorschap maakt, wat daar verder ook van zij, deze oordelen niet anders. Het hof wijst de mentor er evenwel op dat zij informatie over de rechthebbende, bijvoorbeeld ten aanzien van een val of een opname in het ziekenhuis, met alle kinderen tegelijkertijd en tijdig moet communiceren. Dit mede ter voorkoming van verdere strijd tussen de kinderen onderling. De mentor dient zeer alert te zijn op haar neutrale rol als professionele mentor.
3.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, A.J.F. Manders en P.M.M. Mostermans en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.