ECLI:NL:GHSHE:2021:3618

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
200.291.437_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opheffing van meerderjarigenbewind en benoeming van bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de opheffing van een meerderjarigenbewind. De verzoekster, die in eerste aanleg een verzoek had ingediend tot opheffing van het bewind en benoeming van een andere bewindvoerder, was niet verschenen op de mondelinge behandeling. De kantonrechter had eerder het verzoek van de verzoekster afgewezen, en het hof moest nu beoordelen of er nog een voldoende belang was bij de beoordeling van het hoger beroep, nu het bewind inmiddels was opgeheven. Het hof concludeerde dat er geen concreet belang meer was voor de verzoekster, aangezien het bewind al was beëindigd. De verzoeken van de verzoekster werden dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken door mr. E.A.M. Scheij in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 december 2021
Zaaknummer: 200.291.437/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8372748 / OV VERZ 20-1610 & 8517654 / OV VERZ 20-3287
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster],
advocaat: mr. B.P.A. van Beers,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.,adres houdend te [postcode] [kantoorplaats], Postbus [postbus], (hierna te noemen: de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 9 december 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 maart 2021, heeft [verzoekster] het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het bewind op te heffen dan wel een andere bewindvoerder te benoemen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2021.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Van Beers;
  • [betrokkene] namens de bewindvoerder.
2.2.1.
[verzoekster] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de advocaat van [verzoekster] d.d. 21 mei 2021;
  • de brief met bijlage van de bewindvoerder d.d. 15 juli 2021;
  • nadere stukken van de advocaat van [verzoekster], ingekomen op 23 juli 2021;
  • het V8-formulier van de advocaat van [verzoekster] d.d. 30 juli 2021.
2.4.
Na de mondelinge behandeling zijn er een aantal brieven ontvangen van de kant van [verzoekster] Het hof heeft [verzoekster] bij brief van 15 november 2021 laten weten dat deze brieven niet meer bij de beslissing worden betrokken.
3. De beoordeling
3.1.
Bij beschikking van 20 oktober 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, over de goederen die [verzoekster] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, voor zover thans van belang, het verzoek van [verzoekster] tot benoeming van een andere bewindvoerder afgewezen.
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[verzoekster] voert in het beroepschrift - kort samengevat – het volgende aan. De kantonrechter heeft haar verzoek tot opheffing van het bewind dan wel tot wijziging van de bewindvoerder onterecht afgewezen. [verzoekster] is inmiddels in staat om zelfstandig haar financiën te beheren. De noodzaak voor een onderbewindstelling is niet langer aanwezig.
[verzoekster] heeft bovendien geen vertrouwen in de bewindvoerder en evenmin in diens wijze van uitvoering van het bewind.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Uit het beroepschrift en hetgeen door de advocaat namens [verzoekster] ter mondelinge behandeling naar voren is gebracht maakt het hof op dat [verzoekster] in hoger beroep haar verzoek (ten opzicht van de procedure in eerste aanleg) heeft vermeerderd, zij verzoekt nu namelijk primair om een opheffing van het bewind.
3.5.2.
Bij brief van 15 juli 2021 heeft de bewindvoerder ambtshalve de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2021 overgelegd. Uit deze beschikking blijkt dat het bewind over de goederen van [verzoekster] met ingang van 29 maart 2021 is opgeheven. Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat verklaard dat [verzoekster], desondanks, haar hoger beroep wenst te handhaven. [verzoekster] is niet ter mondelinge behandeling verschenen en heeft haar standpunt niet nader toegelicht.
3.5.3.
De vraag die voorligt is, nu het bewind reeds is geëindigd, of [verzoekster] nog een voldoende concreet belang heeft bij beoordeling van haar hoger beroep. Noch de advocaat, noch [verzoekster] zelf heeft zulk een concreet belang gesteld. Het hof zal de verzoeken in hoger beroep dan ook afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst de verzoeken van [verzoekster] in hoger beroep - om het bewind op te heffen dan wel een andere bewindvoerder te benoemen - af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.A.M. Scheij en A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021 door mr. E.A.M. Scheij in tegenwoordigheid van de griffier.