ECLI:NL:GHSHE:2021:3615

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
20-003218-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor woningoverval en winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 21 september 2018 was vrijgesproken van een woningoverval (parketnummer 03-700316-17) en veroordeeld tot een geldboete voor een winkeldiefstal in vereniging (parketnummer 03-659158-18). De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de woningoverval en de veroordeling voor de winkeldiefstal. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de woningoverval, waarbij zij samen met een medeverdachte de woning van een rolstoelafhankelijke man binnendrongen en hem bedreigden en mishandelden om geld en goederen te stelen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de woningoverval vernietigd en de verdachte veroordeeld voor beide delicten. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De straf is vastgesteld op 21 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003218-18
Uitspraak : 1 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 september 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-700316-17 en 03-659158-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te Kerkrade op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het onder parketnummer 03-700316-17 tenlastegelegde (kort gezegd: medeplegen van een woningoverval). Ter zake van het onder parketnummer 03-659158-18 tenlastegelegde (kort gezegd: een winkeldiefstal in vereniging) is de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest naar de maatstaf van € 50,00 per dag. Voorts heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis opgeheven en de benadeelde partijen in de zaak onder parketnummer 03-659158-18 niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren het aan de verdachte onder parketnummer 03-700316-17 primair tenlastegelegde medeplegen van een woningoverval alsmede bewezen zal verklaren de onder parketnummer 03-659158-18 tenlastegelegde winkeldiefstal in vereniging, met uitzondering van de geweldscomponent, en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partijen in de zaak onder parketnummer 03-659158-18 niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
De verdediging heeft integraal vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 03-700316-17 tenlastegelegde en partiële vrijspraak van de geweldscomponent van het onder parketnummer 03-659158-18 tenlastegelegde. Ten aanzien van de benadeelde partijen heeft de verdediging bepleit dat deze niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep in de zaak met parketnummer 03-700316-17 - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-700316-17:primair
zij op of omstreeks 30 augustus 2017 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen contant geld (70 euro), twee telefoons (type Alcatel in de kleuren wit en zwart) en/of rookwaar (type JSP, met daarin een aansteker en pakjes vloeitjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s):
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [benadeelde 1] riep(en) 'geld, geld' en/of 'pak hem maar flink' en/of
- die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, een klap gaf(/gaven) en/of
- een rolstoel tegen die [benadeelde 1] gooide(n);
subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 30 augustus 2017 in de gemeente Kerkrade contant geld (70 euro) en/of twee telefoons (type Alcatel in de kleuren zwart en wit) en/of rookwaar type TPS, (met daarin een aansteker en pakjes vloeitjes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of te gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen, althans eenmaal, tegen die [benadeelde 1] te roepen “geld, geld” en/of die [benadeelde 1] meermaals, althans eenmaal een klap te geven en/of een rolstoel tegen die [benadeelde 1] te gooien,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 augustus 2017 in de gemeente Kerkrade opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- tezamen met die [medeverdachte] tijdens de nachtelijke uren met gebonk en/of geschreeuw en met verbreking van de voordeur (zonder toestemming) van die [benadeelde 1] diens woning binnen te gaan en een numeriek overwicht te creëren waardoor zij tezamen met die [medeverdachte] een voor die [benadeelde 1] bedreigende/gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan, en/of
- (terwijl die [medeverdachte] fysiek geweld uitoefende tegen die [benadeelde 1] ) door het roepen van de woorden ‘pak hem maar flink”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, de bedreigende/gevaarlijke situatie heeft doen voortduren, althans doen ontstaan, en/of
- met het roepen van de woorden “pak hem maar flink”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, het gebruik van geweld door die [medeverdachte] heeft bevorderd/gestimuleerd, en/of
- zich niet heeft gedistantieerd van het door [medeverdachte] gebruikt geweld, althans niet heeft ingegrepen.
Zaak met parketnummer 03-659158-18:
primair
zij op of omstreeks 24 mei 2018 in de gemeente Echt-Susteren en/of gemeente Nederweert en/of gemeente Maasgouw, in de provincie Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid scheermesjes en/of horloges (met een waarde van 664,59 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] (gevestigd aan de [adres benadeelde 2] te Susteren), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de politieambtenaren (te weten [politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s) meermalen (telkens):
met hoge snelheid op korte afstand (achteruit) in/op een dienstvoertuig van de politie is/zijn gereden/afgereden, waarin genoemde politieambtenaren zich bevonden en/of aldus een botsing heeft/hebben veroorzaakt met genoemd dienstvoertuig;
subsidiair
zij op of omstreeks 24 mei 2018 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid scheermesjes en/of horloges (met een waarde van 664,59 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 2] (gevestigd aan de [adres benadeelde 2] te Susteren), heeft weggenomen met het oogmerk om het/die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Zaak met parketnummer 03-659186-18:
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de geweldscomponent van de winkeldiefstal in vereniging, zoals primair is tenlastegelegd. Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte dit onderdeel van de tenlastelegging heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken. Overeenkomstig het oordeel van de rechtbank kan immers niet worden bewezen dat de verdachte het gevaarlijke weggedrag van medeverdachte [medeverdachte] dat plaatsvond na de winkeldiefstal op enige wijze heeft gewild en/of heeft bewerkstelligd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700316-17 primair en in de zaak met parketnummer 03-659158-18 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-700316-17:
primair
zij op 30 augustus 2017 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen contant geld (70 euro), twee telefoons (type Alcatel in de kleuren wit en zwart) en rookwaar (type JSP, met daarin een aansteker en pakjes vloeitjes), toebehorende aan [benadeelde 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader:
- meermalen tegen die [benadeelde 1] riep 'geld, geld' en eenmaal 'pak hem maar flink' en
- die [benadeelde 1] een klap gaf en
- een rolstoel tegen die [benadeelde 1] gooide;
Zaak met parketnummer 03-659158-18:
primair
zij op 24 mei 2018 in de gemeente Echt-Susteren tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid scheermesjes, toebehorende aan [benadeelde 2] (gevestigd aan de [adres benadeelde 2] te Susteren).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen [1]
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere bewijsoverweging in de zaak onder parketnummer 03-700316-17
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van hetgeen is tenlastegelegd. Daartoe is aangevoerd dat - zakelijk weergegeven -:
  • het dossier te veel twijfel laat bestaan, in het licht van de ontkenning van verdachte, over de vraag of het verdachte was die aangever in zijn woning heeft gezien;
  • de verdachte, zo zij wel in de woning wordt geplaatst, geen significante bijdrage heeft geleverd aan de wegnemingshandeling dan wel het geweld;
  • de verdachte daarenboven geen oogmerk, noch (voorwaardelijk) opzet had op de overval;
  • de verdachte enkel zou hebben gezegd ‘pak ’m maar flink’ op een moment dat het geweld en de wegnemingshandeling door de medeverdachte reeds hadden plaatsgevonden, zodat hooguit sprake zou kunnen zijn van een niet strafbare medeplichtigheid achteraf;
  • het enkele feit dat de verdachte aanwezig zou zijn geweest, niet zou hebben ingegrepen dan wel zich niet zou hebben gedistantieerd onvoldoende is voor medeplegen dan wel voor medeplichtigheid.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde woningoverval op aangever [benadeelde 1] het volgende af.
Aanwezigheid verdachte en medeverdachte in woning aangever
Ten aanzien van de aanwezigheid van de verdachte en de medeverdachte in de woning van de aangever in de vroege ochtend van 30 augustus 2017 acht het hof de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De verdachte en haar toenmalige vriend, de medeverdachte [medeverdachte] (
hierna telkens: de medeverdachte), waren altijd samen, zo ook die bewuste nacht en vroege ochtend. Zij kwamen toen samen aan bij de woning van [betrokkene] . [2] Aangever [benadeelde 1] heeft bij de politie verklaard dat de hem bekende verdachte en de medeverdachte hem die vroege ochtend hebben overvallen. Aangever kent hen al geruime tijd. Hij heeft hen circa twee maanden tevoren nog onderdak verleend. Zij hebben toen veertien dagen bij hem verbleven. Ook gaf aangever een signalement van beiden. [3] Aangever is steeds bij die verklaring gebleven dat het verdachte en medeverdachte zijn geweest die hem in zijn woning hebben overvallen. [4] Ook heeft hij dit bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris bevestigd. Hij vulde nog aan dat het meisje flink, gezet was en hij haar daaraan herkende. Hij kende beiden goed en “Als die een meter van mij afstaan, herken ik die wel” was het antwoord op een vraag of aangever het wel goed kon zien. [5] De gestolen telefoons en shagbuil van [benadeelde 1] zijn diezelfde ochtend nog aangetroffen in de woning waar de verdachte en de medeverdachte zich bevonden en weer herkend door aangever, toen de politie deze later aan hem teruggaf. [6] De verdachte heeft van meet af aan iedere betrokkenheid bij de woningoverval ontkend en heeft verklaard die dag en avond ervoor (29 augustus 2017) en nacht/ochtend (30 augustus 2017) bij [betrokkene] te zijn geweest en niet meer buiten te zijn geweest vanaf ongeveer 23.00 uur tot het moment dat de politie kwam en voorts dat zij al die tijd in de woonkamer bij [betrokkene] op de grond heeft geslapen. Wel zou zij nog even voordat de politie kwam zijn gaan kijken wat er aan de hand was in de flat, naar aanleiding van het gillen van mevrouw [getuige 1] . Verbalisant [politieambtenaar 3] heeft gerelateerd dat zij, toen zij na de melding om omstreeks 06.30 uur direct ter plaatse ging met haar collega, daar aangekomen de verdachte en de medeverdachte over de galerij van de tweede etage zag lopen, waar zich ook getuige [getuige 1] bevond. [7] [getuige] heeft verklaard dat de verdachte en de medeverdachte niet in de woning van [betrokkene] waren toen hij daar vertrok tussen 5.00 en 5.30 uur. [8]
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte wel degelijk samen met de medeverdachte die vroege ochtend van 30 augustus 2017 in de woning van aangever [benadeelde 1] is geweest. Niet alleen is [benadeelde 1] consistent in de herkenning van de verdachte en de medeverdachte en past het signalement en de omschrijving die hij geeft volledig bij de verdachte en de medeverdachte, maar volgens [betrokkene] en [verdachte] kwamen de verdachte en de medeverdachte op enig moment op die 30 augustus 2017 ook bij de woning van [betrokkene] . In diens woning zijn vervolgens de gestolen telefoons en shagbuil met inhoud aangetroffen. Dit kwam aan het licht toen die goederen direct na hun aanhouding op aanwijzen van [betrokkene] gevonden werden op de plaats waar de verdachte en de medeverdachte zich hadden opgehouden in de woning. Reeds gelet hierop gaat het hof voorbij aan de verklaring van de verdachte dat zij de hele nacht in de woning is geweest van [betrokkene] , maar bovendien vindt haar verklaring op dat punt ook nog weerlegging in de verklaring van [getuige] , die geen enkel aantoonbaar belang heeft om niet naar waarheid te verklaren over de aan- of afwezigheid van de verdachte en de medeverdachte in de woning die vroege ochtend. Hij is duidelijk: zij waren er niet. Wel zijn beiden kort na het gebeuren op de galerij gezien, toen zij op weg waren naar [betrokkene] , waar de politie beiden kort na de woningoverval ook aantrof en heeft aangehouden.
Medeplegen?
Voorts stelt het hof het volgende vast.
De verdachte en de medeverdachte zijn tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd, in de vroege ochtend van 30 augustus 2017, met z’n tweeën bij de hen bekende aangever binnengevallen. Aangevers voordeur was dicht en vanwege een defect slot gebarricadeerd met een bezemsteel. Hierdoor hebben de verdachte en haar medeverdachte zich niet laten weerhouden en zijn de woning van aangever binnengedrongen. Dit alles ging gepaard met hevig gebonk en geschreeuw. Aangever, een minder valide en rolstoelafhankelijke man, werd letterlijk door hen overvallen tijdens zijn slaap. Hij zag hen beiden in zijn woonkamer staan, waar hij in bed lag. Er werd door de medeverdachte gevraagd naar geld en er werd door hem papiergeld weggenomen uit aangevers portemonnee. Van meet af aan was aldus duidelijk waarvoor zij kwamen: geld. Verdachte was daarbij en heeft zich hiervan niet gedistantieerd. Niet toen zij hoorde dat de medeverdachte om geld riep en ook niet toen zij zag dat hij geld wegnam. Zij bleef. Het weggenomen geld bleek niet genoeg, want in aanwezigheid van de verdachte nam de medeverdachte ook twee telefoons en een shagbuil met inhoud van aangever weg. Ook op dat moment heeft de verdachte zich niet hiervan gedistantieerd. Ook nu bleef zij ter plaatse. Vervolgens kreeg aangever een klap van de medeverdachte, en met de rolstoel van aangever in de aanslag, werd terwijl de diefstal nog bezig was om meer geld door hem gevraagd. De medeverdachte zei daarbij “geld, geld, ik moet mijn geld hebben”. Hij gooide de rolstoel richting aangever, en verdachte, die er al die tijd bijstond, zei dat medeverdachte aangever maar flink moest pakken. Op enig moment daarna verlieten zij de woning, aangever gewond en bloedend achterlatend.
De woorden “pak hem maar flink” uit de mond van de verdachte getuigen van een aansporing tot het toepassen van nog meer geweld jegens aangever om meer geld te krijgen. Uit haar aanwezigheid tijdens de overval, terwijl zij zag en hoorde wat er gebeurde, en het feit dat zij zich daarvan op geen enkel moment distantieerde in combinatie met haar aansporing tot het toepassen van nog meer geweld, concludeert het hof dat ook verdachtes opzet was gericht op de gezamenlijke beroving van aangever [benadeelde 1] . Deze conclusie vindt bevestiging in de omstandigheid dat zij, nadat zij zijn vertrokken uit de woning, zich als heer en meester over de weggenomen spullen hebben gedragen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan de tenlastegelegde woningoverval is naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het verweer van de verdediging wordt mitsdien in alle onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-700316-17 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-659158-18 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest. Daartoe is - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte een kwetsbare, licht verstandelijk beperkte vrouw is, dat zij enkel iets doms heeft geroepen en dat zij niets relevants op haar documentatie heeft staan.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich op 30 augustus 2017 samen met haar toenmalige vriend schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval in Kerkrade. Het slachtoffer betrof een rolstoelafhankelijke minder valide man. Tijdens de overval is het weerloze slachtoffer mishandeld en bedreigd met geweld en gewond achtergelaten.
Een woningoverval is een ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers oproept. De eigen woning is juist de plek waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan; het heeft haar er in ieder geval niet van weerhouden mee te doen aan de woningoverval. Bovendien leidt een dergelijk feit tot grote overlast, ongemak en ergernis voor de slachtoffers. De omstandigheid dat het hier gaat om een gewelddadige beroving, gepleegd in de nachtelijke uren, het slachtoffer een voor de verdachte bekende en kwetsbaar persoon was, en de omstandigheid dat de verdachte en haar mededader hebben gehandeld slechts met het oog op eigen financieel gewin rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit feit heeft niet alleen schade veroorzaakt voor de betrokken winkelier, maar dergelijke delicten veroorzaken ook overlast en ergernis voor de gedupeerden. Daarnaast ondervindt ook de maatschappij als geheel schade van winkeldiefstallen als de onderhavige, doordat de schade die door dergelijke feiten wordt veroorzaakt uiteindelijk wordt doorberekend in de consumentenprijzen van producten en doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen winkeldiefstallen, uiteindelijk door de consumenten worden betaald. Dit alles weegt het hof mee in het nadeel van verdachte.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 april 2021, betrekking hebbend op het justitieel verleden van verdachte, waaruit blijkt dat zij voorafgaand aan het bewezenverklaarde niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, die dienen als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-700316-17 bewezenverklaarde feit heeft het hof aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor een overval op een woning waarbij licht geweld is gebruikt en het slachtoffer is bedreigd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Gelet op het ontbreken van eerdere contacten met politie en/of justitie, het feit dat de verdachte onder
(negatieve) invloed stond van de medeverdachte die blijkens het dossier vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte acht het hof een lagere gevangenisstraf dan in het oriëntatiepunt is vastgelegd passend en geboden. Reeds gelet op de samenloop van de gekwalificeerde winkeldiefstal met de woningoverval slaat het hof verder geen acht op het oriëntatiepunt voor winkeldiefstal als toegepast door de rechtbank.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof voor beide delicten tezamen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Redelijke termijn
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en rechterlijke uitspraak van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. De officier van justitie heeft op 4 oktober 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof eerst op 1 juli 2021 arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met circa 9 maanden overschreden, terwijl dit niet aan verdachte valt toe te rekenen en ook anderszins geen sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. Er is dan ook sprake van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Zaak met parketnummer 03-659158-18
De vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 510,00, bestaande uit immateriële schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [politieambtenaar 1] in haar vordering niet worden ontvangen.
Nu de benadeelde partij [politieambtenaar 1] als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, zal hij in de proceskosten aan de zijde van de verdachte worden veroordeeld, welke kosten tot aan de datum van deze uitspraak zijn begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 510,00 bestaande uit immateriële schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [politieambtenaar 2] in haar vordering niet worden ontvangen.
Nu de benadeelde partij [politieambtenaar 2] als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, zal hij in de proceskosten aan de zijde van de verdachte worden veroordeeld, welke kosten tot aan de datum van deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700316-17 primair en in de zaak met parketnummer 03-659158-18 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-700316-17 primair en in de zaak met parketnummer 03-659158-18 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Zaak met parketnummer 03-659158-18
Vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 1]
verklaart de benadeelde partij [politieambtenaar 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

Vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 2]

verklaart de benadeelde partij [politieambtenaar 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 1 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hieronder wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie, eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad, onderzoek Werdiet, proces-verbaalnummer 2017140721/LB2R017096, sluitingsdatum 18 oktober 2017, betreffende het relaas op de eerste doorgenummerde pagina’s 1-10, en de daarbij behorende afzonderlijk opgemaakte processen-verbaal en overige stukken die achter het relaas zijn gevoegd en (opnieuw) zijn doorgenummerd als dossierpagina’s 001-109.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina 056), proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene] d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina 062).
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina’s 014-015).
4.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 11 september 2017 (dossierpagina 024).
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 november 2017 (pagina’s 2-4, geen onderdeel van het politiedossier)._
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina’s 014, 017), proces-verbaal aantreffen telefoons d.d. 31 augustus 2017 (dossierpagina 050), proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene] d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina 062), Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 11 september 2017 (dossierpagina 024).
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2017 (dossierpagina 004).
8.Proces-verbaal van bevindingen van verhoor getuige [getuige] d.d. 11 september 2017 (dossierpagina 067).