ECLI:NL:GHSHE:2021:3602

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
200.278.345_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke procedure inzake beneficiaire aanvaarding en benoeming vereffenaar

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een erfrechtelijke procedure tussen erfgenamen die de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard. Tijdens het hoger beroep werd een vereffenaar benoemd die in de plaats van de geïntimeerden trad. Het hof oordeelde dat het geen zin had om te eisen dat de appellante zichzelf als erfgenaam/vereffenaar had moeten dagvaarden. De vereffenaar kreeg de gelegenheid om alsnog een memorie van antwoord of akte in te dienen. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waar de erfgenamen niet in onderling overleg tot een vereffening van de nalatenschap konden komen. De erflaatster had in haar testament vijf van haar zes dochters als erfgenamen benoemd, met uitzondering van één dochter. De appellante, die ook als executeur was benoemd, had deze functie niet aanvaard. De rechtbank benoemde een vereffenaar op verzoek van een van de erfgenamen, omdat er geen overeenstemming was over de afwikkeling van de nalatenschap. De appellante vorderde in de hoofdzaak onder andere dat de geïntimeerden zouden meewerken aan de toedeling van het gemeenschappelijke bedrijfsvermogen aan haar, terwijl de geïntimeerden in reconventie stelden dat de vennootschapsovereenkomst onder misbruik van omstandigheden tot stand was gekomen. Het hof heeft een mondelinge behandeling gelast en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.278.345/01
arrest van 30 november 2021
gewezen in het incident in de zaak van
[de vereffenaar],
in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna ook: [de vereffenaar] ,
eiser in het incident,
advocaat: mr. C. Hokken te Eindhoven,
tegen
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook: [appellante] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. P.J.M. van den Heuvel te Eindhoven,
en

1.[geintimeerde 1 ] ,wonende te [woonplaats] ,

hierna ook: [geintimeerde 1 ] ,
2.
[geintimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook: [geintimeerde 2] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. J.E. Jansen te Veghel, gemeente Meierijstad,
3.
[geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 april 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 5 februari 2020, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellante] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, principaal geïntimeerden als gedaagden in conventie, en [geintimeerde 1 ] en [geintimeerde 2] tevens als eiseressen in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/347186 / HA ZA 19-373)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 21 augustus 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen geïntimeerden sub 3 en 4 verleende verstek;
  • de memorie van grieven, tevens houdende wijziging eis, met productie;
  • de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens (voorwaardelijke) wijziging van eis en verzoek deskundigenbericht ex artikel 194 Rv, met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, met producties;
  • de memorie in het incident van [de vereffenaar] ;
  • de antwoordmemorie in het incident van [appellante] ;
  • de antwoordmemorie in het incident van [geintimeerde 1 ] en [geintimeerde 2] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Op 6 maart 2018 is overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster was gehuwd geweest met [echtgenoot erflaatster] , tot diens overlijden op [datum] 2012. Uit dat huwelijk zijn zes kinderen (dochters) geboren.
Erflaatster heeft het akkerbouwbedrijf van haar echtgenoot na diens overlijden voortgezet.
Ongeveer een maand voor haar overlijden, op [datum] 2018, heeft erflaatster een volmacht verstrekt aan [appellante] om haar te vertegenwoordiger bij vermogensrechtelijke aangelegenheden.
Ook heeft zij toen een testament ondertekend. Daarin heeft erflaatster één van haar dochters, [persoon A] , uitgesloten van erfopvolging. Haar vijf overige dochters, [appellante] en geïntimeerden, zijn door erflaatster tot haar enige erfgenamen benoemd.
Met gebruikmaking van de door erflaatster verleende volmacht is [appellante] op dezelfde datum een overeenkomst van vennootschap onder firma met erflaatster aangegaan. In die overeenkomst is een toedelingsbeding opgenomen dat [appellante] het recht geeft na het overlijden van erflaatster de onderneming voort te zetten en in dat verband erflaatster toebehorende zaken over te nemen tegen de 'voortzettingswaarde' van in beginsel maximaal € 30.000,-.
3.2.
[appellante] en geïntimeerden hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. [appellante] heeft de functie van executeur en afwikkelingsbewindvoerder, waartoe zij in het testament was benoemd, niet aanvaard.
Bij beschikking van 5 maart 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op verzoek van [geintimeerde 1 ] een vereffenaar benoemd in de plaats van de erfgenamen (artikel 4:203 BW): [de vereffenaar] . Volgens de rechtbank was de verwachting dat de erfgenamen niet in onderling overleg tot een vereffening/afwikkeling van de nalatenschap zullen komen.
3.3.
[appellante] vordert in de hoofdzaak onder meer (kort weergegeven) geïntimeerden te verplichten mee te werken aan de toedeling van het gemeenschappelijke bedrijfsvermogen aan haar conform de vennootschapsovereenkomst en daarbij de overdrachtsprijs te bepalen op maximaal € 30.000,-.
[geintimeerde 1 ] en [geintimeerde 2] vorderen in reconventie (onder meer) voor recht te verklaren dat de vennootschapsovereenkomst onder misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen en buitengerechtelijk is vernietigd (primair), althans dat [appellante] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door als gevolmachtigde van erflaatster de vennootschapsovereenkomst te sluiten, alsmede veroordeling van [appellante] tot vergoeding van hun schade die daarvan het gevolg is (subsidiair).
Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering in conventie (grotendeels) toegewezen. In reconventie heeft de rechtbank de subsidiaire vordering toegewezen.
3.4.
[de vereffenaar] vordert in het incident:
1. indien en voor zover het hof van oordeel is dat er wordt geprocedeerd tegen dan wel ten behoeve van de nalatenschap:
primair:te bepalen dat [de vereffenaar] het geding als formele procespartij overneemt en voortzet;
subsidiair:het geding te schorsen;
2. indien het hof van oordeel is dat er niet wordt geprocedeerd tegen dan wel ten behoeve van de nalatenschap:
primair:[de vereffenaar] toe te laten als tussenkomende partij;
subsidiair:[de vereffenaar] toe te laten als gevoegde partij aan de zijde van de erfgenamen.
3. Hoe dan ook (meer subsidiair) vordert [de vereffenaar] een zodanige beslissing dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zijn wettelijke taken uit te voeren en de belangen van de schuldeisers adequaat in deze procedure kan behartigen.
3.5.
[appellante] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in het incident.
[geintimeerde 1 ] en [geintimeerde 2] kunnen zich verenigen met de primaire en subsidiaire vorderingen onder 1, 2 dan wel 3.
3.6.
Het hof ziet aanleiding om in het incident een mondelinge behandeling te gelasten, en wel op hetzelfde tijdstip als de mondelinge behandeling in de hoofdzaak op 30 maart 2022 om 12.30 uur.
3.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
In de hoofdzaak
3.9.
In de hoofdzaak is een mondelinge behandeling gelast. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
bepaalt dat partijen in persoon, vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen ter zitting van de meervoudige kamer van het gerechtshof op 30 maart 2022 om 12.30 uur in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
verstaat dat een mondelinge behandeling is gelast op 30 maart 2022 om 12.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 november 2021.
griffier rolraadsheer