ECLI:NL:GHSHE:2021:3584

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
200.270.326_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over verschuldigdheid van betaling van facturen en opschorting in contractuele relatie tussen Uni-Scan B.V. en Greenbrick B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Uni-Scan B.V. tegen Greenbrick B.V. over de verschuldigdheid van betaling van facturen en de bevoegdheid tot opschorting. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en een eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. Uni-Scan had een overeenkomst gesloten met Greenbrick voor de aanmaak en opbouw van een stand op een beurs in de Verenigde Staten. Na de beurs heeft Uni-Scan de facturen van Greenbrick niet voldaan, omdat zij meende dat de stand niet naar behoren was opgeleverd. Greenbrick heeft daarop de overeenkomst ontbonden en de procedure hervat. Het hof heeft in eerdere arresten de vorderingen van Greenbrick uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van Greenbrick.

In het hoger beroep heeft Uni-Scan vier grieven ingediend, waaronder de verschuldigdheid van de facturen, de opschorting van betaling en de contractuele rente. Het hof heeft geoordeeld dat Uni-Scan gehouden is tot betaling van de facturen, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat de stand gebreken vertoonde. Het hof heeft ook de stelling van Uni-Scan over de opschorting van betaling verworpen, omdat Uni-Scan voldoende gelegenheid had om de stand te controleren en geen bewijs heeft geleverd voor haar claims. De contractuele rente is rechtsgeldig overeengekomen en het hof heeft geen aanleiding gezien om deze te matigen. De vordering van Uni-Scan in reconventie om schadevergoeding voor huurkosten van stands is eveneens afgewezen. Het hof heeft het bestreden eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd en Uni-Scan veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.270.326/02
arrest van 30 november 2021
in de zaak van
Uni-Scan B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als:
Uni-Scan,
advocaat: mr. W. Kolmans te Eindhoven,
tegen
Greenbrick B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als:
Greenbrick,
advocaat: mr. J.J.S. Bezemer te Gemert,
als vervolg op het door het hof onder zaaknummer 200.270.326/01 gewezen tussenarrest van 4 februari 2020 en het door het hof onder zaaknummer 200.270.326/02 gewezen tussenarrest van 12 januari 2021 in het hoger beroep van het door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaak-/rolnummer 7753902 CV EXPL 19-4598, gewezen eindvonnis van 19 september 2019, tussen Uni-Scan als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie en Greenbrick als eiseres in conventie en verweerster in reconventie.

8.Het (verdere) verloop van de procedure

8.1.
Bij voormeld tussenarrest van 4 februari 2020 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2020. Partijen hebben op deze mondelinge behandeling overeenstemming bereikt. De gemaakte afspraken zijn neergelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. De zaak is daarna geroyeerd.
8.2.
Greenbrick heeft de overeenkomst tussen partijen ontbonden en de procedure in hoger beroep hervat. Greenbrick heeft in dat verband een incidentele vordering ex artikel 234 Rv ingesteld.
8.3.
Bij voormeld tussenarrest van 12 januari 2021 in het incident ex artikel 234 Rv heeft het hof de veroordelingen in het eindvonnis van de kantonrechter van 19 september 2019 uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beslissing over de proceskosten van het incident aangehouden. Verder heeft het hof de hoofdzaak naar de rol verwezen voor memorie van
antwoord aan de zijde van Greenbrick, onder aanhouding van iedere verdere beslissing.
8.4.
Greenbrick heeft een memorie van antwoord, met producties, genomen.
8.5.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

De vaststaande feiten
9.1.
Op 25 oktober 2018 heeft Greenbrick aan Uni-Scan een offerte uitgebracht voor de aanmaak van een stand, het transport daarvan naar [plaats] (Verenigde Staten van Amerika) en de opbouw van deze stand op een beurs in [plaats] voor een bedrag van € 99.654,65 exclusief btw. Ook is in deze offerte de opbouw en demontage van de stand op de ‘Negenmaandenbeurs’ in [plaats] opgenomen voor een bedrag groot € 6.769,00 exclusief btw. Deze offerte is door Uni-Scan op dezelfde dag voor akkoord ondertekend.
9.2.
Greenbrick heeft de stand gemaakt. Zij heeft gezorgd voor transport van de stand naar [plaats] en voor opbouw van de stand op de beurs in [plaats] . Deze beurs vond plaats van 8 januari tot 12 januari 2019. Na de beurs in [plaats] is de stand door Uni-Scan gedemonteerd, waarna Greenbrick heeft gezorgd voor transport van de stand naar Nederland.
9.3.
Op 21 januari 2019 heeft Greenbrick aan Uni-Scan een factuur gestuurd voor een bedrag van € 18.373,03 inclusief btw.
9.4.
Op diezelfde dag heeft Uni-Scan (mondeling) enkele bemerkingen over de stand kenbaar gemaakt aan Greenbrick.
9.5.
Op 19 februari 2019 heeft Greenbrick de stand opgebouwd op de beurs in [plaats] .
9.6.
Op diezelfde dag heeft Greenbrick aan Uni-Scan een factuur gestuurd voor een bedrag van € 2.142,50 inclusief btw.
9.7.
De beurs in [plaats] vond plaats van 19 februari 2019 tot en met 24 februari 2019. Na deze beurs is de stand naar Greenbrick in [plaats] getransporteerd.
9.8.
Bij e-mail van 1 april 2019 heeft Uni-Scan aan Greenbrick medegedeeld:
“(…) Nog steeds is mijn stand niet afgeleverd nog steeds zijn alle dingen die ik heb aangegeven niet gemaaktverder is jou verzekering al bezig vanaf eind januari en nog steeds geen oplossing.
Je hebt tot 8 april om alles werkend en volgens opgave af te leveren (…).
Mocht dit niet gebeuren zal ik rechtsmaatregelen treffen!
Na volledig en goed opgeleverd bij mij afgegeven zal im de restant factuur voldoen (…)”.
9.9.
Uni-Scan heeft de facturen van 21 januari 2019 en 19 februari 2019 in totaliteit groot € 20.515,53 niet voldaan. Greenbrick heeft de stand niet afgeleverd bij Uni-Scan.
Eerste aanleg
9.10.
Greenbrick heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om Uni-Scan te
veroordelen tot betaling van € 20.515,53, te vermeerderen met 2% rente per maand althans met de wettelijke handelsrente, en om Uni-Scan te veroordelen in de proces- en nakosten.
9.11.
Uni-Scan heeft in reconventie, samengevat, gevorderd om Greenbrick te veroordelen tot vergoeding van de kosten die zij moet maken om stands te huren ten bedrage van ongeveer € 25.000,00.
9.12.
Bij het bestreden eindvonnis van 19 september 2019 heeft de kantonrechter in conventie Uni-Scan veroordeeld tot betaling van € 20.515,53, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand over € 18.373,03 vanaf 5 februari 2019 en over € 2.142,50 vanaf 6 maart 2019, telkens tot aan de dag van betaling. Ook heeft de kantonrechter Uni-Scan veroordeeld in de proces- en nakosten. De kantonrechter heeft de vordering in reconventie afgewezen, met veroordeling van Uni-Scan in de proceskosten.
Hoger beroep
9.13.
Uni-Scan heeft in hoger beroep, onder aanvoering van vier grieven, gevorderd het bestreden eindvonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, aan Greenbrick alsnog haar vorderingen te ontzeggen althans deze alsnog af te wijzen en de vorderingen van Uni-Scan alsnog toe te wijzen. Een en ander met veroordeling van Greenbrick tot ongedaanmaking dan wel terugbetaling van hetgeen krachtens het eindvonnis al door of namens Uni-Scan is gepresteerd en met veroordeling van Greenbrick in de kosten van beide instanties.
9.14.
Greenbrick heeft verweer gevoerd en geconcludeerd het eindvonnis te bekrachtigen, met veroordeling van Uni-Scan in de proces- en nakosten.
grief 1: nakoming
9.15.
Met
grief 1klaagt Uni-Scan over het oordeel van de kantonrechter, dat Uni-Scan betaling van de facturen van 21 januari 2019 en 19 februari 2019 ten bedrage van € 20.515,53 verschuldigd is aan Greenbrick.
9.16.
Uni-Scan voert in dat kader aan dat zij de factuur van 19 februari 2019 niet juist toegestuurd heeft gekregen, dat zij niet op de hoogte was van deze factuur en daarmee ook geen gelegenheid heeft gehad om te protesteren tegen deze factuur.
9.17.
Uni-Scan betwist de verschuldigdheid tot betaling van de facturen en voert aan dat Greenbrick onvoldoende duidelijk heeft gemaakt op welke grondslag zij gerechtigd was tot het toesturen van deze facturen. Uni-Scan betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden die Greenbrick in rekening brengt en voert aan dat de verschuldigdheid tot betaling ook niet voortvloeit uit de overeenkomst tussen partijen.
9.18.
Uni-Scan voert verder aan dat zij al eerder bij Greenbrick had geklaagd over de uitvoering van de werkzaamheden en over beschadigingen aan de stand en dat Greenbrick een verzekeringsuitkering heeft gekregen en dat zij deze uitkering had moeten aanwenden om de stand te repareren en alle andere werkzaamheden uit te voeren. Mede gelet op de verzekeringsuitkering is het niet juist dat Greenbrick nog twee aanvullende facturen heeft toegestuurd. Uni-Scan heeft niet meegewerkt aan een oplossing, maar heeft wel de facturen gestuurd. Dit is niet juist en Uni-Scan is - aldus Uni-Scan - niet gehouden tot betaling.
9.19.
Het hof stelt voorop dat niet in geschil is dat Greenbrick in eerste aanleg de e-mail waarmee de factuur van 19 februari 2019 aan Uni-Scan is toegezonden (productie 4 bij conclusie van antwoord in reconventie) in het geding heeft gebracht. In die e-mail staat onder meer vermeld:
“Bijgevoegd onze 10% factuur incl. de meerwerken zoals bekend”.Uni-Scan heeft de ontvangst van deze e-mail in eerste aanleg niet betwist.
9.20.
Bezien tegen deze achtergrond kon Uni-Scan naar het oordeel van het hof in hoger beroep niet volstaan met de enkele stelling dat zij deze factuur niet juist toegestuurd heeft gekregen. Het hof gaat dan ook voorbij aan deze stelling als onvoldoende onderbouwd. De daaruit voortvloeiende stellingen dat Uni-Scan niet op de hoogte was van deze factuur en dat zij daardoor niet tegen deze factuur heeft kunnen protesteren, delen hetzelfde lot. Het hof gaat er dan ook van uit dat Uni-Scan beide facturen in goede orde heeft ontvangen.
9.21.
De factuur van 21 januari 2019 ziet op meerwerk na oplevering van de stand in [plaats] . Meer in het bijzonder ziet deze factuur blijkens de daarop vermelde specificatie op de aanschaf van een televisie voor een bedrag van € 660,33, met vermelding
“Zie originele bon”, een gereedschapskoffer inclusief diverse gereedschappen ad € 1.068,99, met vermelding
“Zie originele bon”, uren administratie ten bedrage van € 475,00 en de retourvracht van [plaats] naar [plaats] ad € 12.980,00, met vermelding
“Zie originele offerte”, telkens exclusief btw.
De factuur van 19 februari 2019 heeft betrekking op een bedrag groot € 734,30 aan
“10% factuur na oplevering stand”, met vermelding
“Volgens bevestiging d.d. 01-02-2019”, € 975,00 aan meerwerk, met vermelding
“vlg email 12-2”, en € 61,36 aan schoonmaakkosten, telkens exclusief btw.
9.22.
Tegenover deze gespecificeerde facturering heeft Uni-Scan haar stelling dat Greenbrick onvoldoende duidelijk heeft gemaakt op welke grondslag zij gerechtigd was tot het toesturen van de facturen onvoldoende geconcretiseerd. Uni-Scan heeft nagelaten om de specifiek benoemde onderdelen waaruit de facturen zijn opgebouwd te betwisten, hoewel dit wel op haar weg had gelegen.
9.23.
Daarbij komt dat niet in geschil is dat de stand na de beurs in [plaats] getransporteerd moest worden naar [plaats] voor gebruik van de stand op de beurs aldaar. Dat er aan dat transport voor Uni-Scan kosten verbonden zijn, ligt voor de hand. Bovendien ziet de factuur van 19 februari 2019 deels op het restant (10%) van een grotendeels reeds eerder gefactureerde post (90%), die door Uni-Scan wel is voldaan.
9.24.
Daartegenover heeft Uni-Scan haar betwisting dat zij opdracht heeft gegeven voor de gefactureerde werkzaamheden en haar stelling dat de verschuldigdheid tot betaling ook niet voortvloeit uit de overeenkomst, onvoldoende onderbouwd.
9.25.
Uni-Scan heeft op 21 januari 2019 (mondeling) enkele opmerkingen over de stand gemaakt en zij heeft bij e-mail van 1 april 2019 geklaagd dat de stand
“Nog steeds (…) niet”is
“afgeleverd”en dat
“nog steeds (…) alle dingen die ik heb aangegeven niet”zijn
“gemaakt”.
9.26.
Reeds in eerste aanleg heeft Greenbrick aangevoerd dat de bemerkingen van Uni-Scan van 21 januari 2019 bij de opbouw van de stand op de beurs in [plaats] zijn opgelost, dat Greenbrick Uni-Scan heeft uitgenodigd om bij de oplevering van de stand in Amsterdam aanwezig te zijn en dat Uni-Scan aan die uitnodiging geen gehoor heeft gegeven.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft Uni-Scan haar stelling dat de stand gebreken had, onvoldoende onderbouwd. Daarbij betrekt het hof dat Uni-Scan de stand na 21 januari 2019 heeft gezien en gebruikt op de beurs in [plaats] en vervolgens pas bij e-mail van 1 april 2019 heeft geklaagd bij Greenbrick.
9.28.
De stelling van Uni-Scan over de verzekeringsuitkering verwerpt het hof. Een eventuele verzekeringsuitkering aan Greenbrick regardeert Uni-Scan niet.
9.29.
De stelling van Uni-Scan dat Greenbrick niet heeft meegewerkt aan een oplossing, verwerpt het hof eveneens. Nergens uit blijkt dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Greenbrick, laat staan dat zij niet zou hebben meegewerkt aan herstel daarvan.
9.30.
Het hof komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat Uni-Scan gehouden is tot betaling van de beide facturen, tenzij haar beroep op opschorting van betaling slaagt.
grief 2: opschorting
9.31.
Met
grief 2komt Uni-Scan op tegen de verwerping door de kantonrechter van haar beroep op opschorting van betaling.
9.32.
Uni-Scan stelt dat zij geen gelegenheid heeft gehad om te controleren of de stand compleet is en of de schade volledig is hersteld en dat Greenbrick haar niet volledig heeft geïnformeerd over het herstel van de schade, de daarmee gemoeide kosten en het al dan niet benutten van de verzekeringsuitkering daarvoor. Volgens Uni-Scan moet Greenbrick eerst aantonen dat de schade is hersteld en dat de stand compleet en in orde is, en is Uni-Scan tot dat moment gerechtigd tot opschorting van betaling.
9.33.
Het hof verwerpt dit betoog van Uni-Scan. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, heeft Uni-Scan onvoldoende onderbouwd dat de stand gebreken had. Anders dan Uni-Scan betoogt, heeft zij naar het oordeel van het hof wel degelijk ruimschoots de gelegenheid gehad de stand op de beurs in [plaats] te controleren. Ook in de tussen partijen op de mondelinge behandeling gesloten overeenkomst was ruime gelegenheid voor Uni-Scan tot controle van de stand opgenomen én een regeling voor het geval daarbij gebreken aan de stand geconstateerd zouden worden, maar Uni-Scan heeft ook daar geen gebruik van gemaakt. Verder valt niet in te zien welke informatie door Greenbrick aan Uni-Scan is onthouden. Dit temeer nu een grondslag waarop Greenbrick verplicht zou zijn om Uni-Scan te informeren over de kosten van herstel en het daarvoor al dan niet benutten van de verzekeringsuitkering ontbreekt. Daarbij komt dat het inherent is aan een overeenkomst als gesloten tussen partijen dat de stand telkens opnieuw opgebouwd moet worden op beurzen of andere gelegenheden. Deze opbouw dient conform overeenkomst te gebeuren, zodat de stand op de betreffende beurs of andere gelegenheid geen gebreken vertoont. In geval opbouw niet conform overeenkomst geschiedt, ligt een beroep op opschorting van betaling mogelijkerwijs in de rede. Het gaat echter niet aan om, zoals Uni-Scan in het onderhavige geval doet, zich te beroepen op opschorting van betaling van facturen voor beurzen die reeds gehouden zijn.
grief 3: contractuele rente
9.34.
Met
grief 3klaagt Uni-Scan allereerst over de toewijzing door de kantonrechter van de contractuele rente van 2% per maand over het toegewezen bedrag groot € 20.515,53.
Subsidiairberoept Uni-Scan zich op matiging van de contractuele rente.
9.35.
Uni-Scan voert in dat verband aan dat de contractuele rente een kernbeding betreft, waarover partijen nadrukkelijke afspraken hadden moeten maken, en dat bij gebreke daarvan de contractuele rente niet rechtsgeldig overeengekomen is. Bovendien is de contractuele rente exorbitant hoog. Toepassing van deze rente leidt tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. De billijkheid eist volgens Uni-Scan klaarblijkelijk matiging van deze rente.
9.36.
Het hof overweegt als volgt. Uni-Scan betwist niet de toepasselijkheid van de door Greenbrick gehanteerde algemene voorwaarden, waarin de contractuele rente van 2% per maand is opgenomen. Anders dan Uni-Scan betoogt, betreft de contractuele rente geen kernbeding, nu deze geen betrekking heeft op de hoofdverbintenis tussen partijen, maar eerst aan de orde komt als niet wordt voldaan aan de hoofdverbintenis. Het hof is dan ook van oordeel dat de contractuele rente rechtsgeldig is overeengekomen tussen partijen.
9.37.
Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter op verlangen van de schuldenaar een bedongen boete matigen als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Volgens vaste rechtspraak is matiging alleen aan de orde als onverkorte toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechter zal daarbij niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:207).
9.38.
Bij toetsing aan die maatstaf ziet het hof onvoldoende aanleiding om in dit geval de contractuele rente te matigen. Naar het oordeel van het hof leidt het rentebeding niet tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. Daarbij betrekt het hof dat het in dit geval om twee professionele partijen gaat en dat Uni-Scan het oplopen van de contractuele rente zelf in de hand had. De grondslag van de facturen was voldoende duidelijk, zoals hiervoor al is overwogen. Ter zake de omvang van de werkelijke schade, de aard van de overeenkomst en de strekking van het beding heeft Uni-Scan niets gesteld dat tot matiging kan leiden. Uni-Scan had de facturen tijdig kunnen (en moeten) voldoen, maar zij heeft dit nagelaten. Anders dan Uni-Scan stelt, is naar het oordeel van het hof wel degelijk sprake van betalingsonwil. Dat Uni-Scan naar eigen zeggen al grote bedragen betaald heeft aan Greenbrick en dat volgens Uni-Scan niet blijkt dat Greenbrick wezenlijke schade heeft geleden doordat Uni-Scan de twee voormelde facturen niet heeft betaald, legt - wat hier ook van zij - onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere conclusie te kunnen komen.
grief 4: kosten
9.39.
Met
grief 4komt Uni-Scan op tegen de afwijzing door de kantonrechter van haar vordering in reconventie om Greenbrick te veroordelen tot vergoeding van de kosten die Uni-Scan moet maken om stands te huren ten bedrage van ongeveer € 25.000,00.
9.40.
Uni-Scan voert in dat verband aan dat zij al geruime tijd niet over de stand heeft kunnen beschikken, dat er in de tussentijd wel beurzen zijn geweest en dat zij daardoor is gedupeerd en kosten heeft moeten maken. De schade kan - aldus Uni-Scan - worden begroot op € 25.000,00.
9.41.
Het hof verwerpt dit betoog van Uni-Scan. Niet alleen volgt uit het vorenstaande dat Greenbrick bevoegd was om afgifte van de stand op te schorten totdat Uni-Scan aan haar betalingsverplichtingen zou hebben voldaan, ook heeft Uni-Scan volstrekt onvoldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden doordat zij niet over de stand kon beschikken, laat staan dat deze schade begroot dient te worden op € 25.000,00.
bewijslevering
9.42.
Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, nu Uni-Scan geen bewijsaanbod heeft gedaan en zij ook overigens niet stelt dat haar stellingen anders dan door de reeds in het geding gebrachte stukken kunnen worden bewezen. Het hof ziet geen aanleiding Uni-Scan ambtshalve tot bewijslevering in de gelegenheid te stellen.
Slotsom
9.43.
De slotsom is dat de grieven tegen het bestreden eindvonnis falen. Het bestreden eindvonnis zal worden bekrachtigd en daarmee ook de proceskosten in eerste aanleg.
9.44.
Voor ongedaanmaking dan wel terugbetaling van hetgeen krachtens het bestreden eindvonnis al door of namens Uni-Scan is gepresteerd, als gevorderd door Uni-Scan, bestaat bij deze uitkomst geen grond.
9.45.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof Uni-Scan veroordelen in de kosten van het hoger beroep, met inbegrip van de kosten in het incident ex artikel 234 Rv. Deze kosten worden aan de zijde van Greenbrick vastgesteld op € 2.020,00 aan griffierecht en
€ 5.077,50 voor salaris van de advocaat in de hoofdzaak volgens het liquidatietarief (2,5 punten, tarief IV in hoger beroep à € 2.031,00 per punt) en € 1.114,00 voor salaris van de advocaat in het incident volgens het liquidatietarief (1 punt, tarief II in hoger beroep à € 1.114,00 per punt). Ook de door Greenbrick gevorderde nakosten zullen worden toegewezen.

10.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het bestreden eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 19 september 2019;
veroordeelt Uni-Scan in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Greenbrick vastgesteld op € 2.020,00 aan griffierecht en € 5.077,50 voor salaris van de advocaat in de hoofdzaak volgens het liquidatietarief en € 1.114,00 voor salaris van de advocaat in het incident ex artikel 234 Rv volgens het liquidatietarief;
veroordeelt Uni-Scan in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval Uni-Scan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft
uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het (in hoger beroep) meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, O.G.H. Milar en J.G.A. Struycken en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 november 2021.
griffier rolraadsheer