ECLI:NL:GHSHE:2021:3576
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake oplichting met niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor oplichting en kreeg een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij van € 8.000,00 volledig toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn hoger beroep, omdat de verdachte geen schriftuur met grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld aan de hand van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, aangezien de verdachte niet aan de vereisten voor het indienen van grieven had voldaan.
De beslissing van het hof was dan ook om het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. D.A.E.M. Hulskes, en de raadsheren mr. K.J. van Dijk en mr. E.E. van der Bijl, in aanwezigheid van griffier mr. R.R.A.C. Dinnissen.