[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Van de zijde van de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de strafoplegging gevoerd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen, in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, te Deurne, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
- één of meer onbekende perso(o)n(en),
heeft bewogen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voor te doen als [alias 1] en/of [alias 2] van [naam bedrijf] en/of
- ( vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten via de website www.marktplaats.nl contact te zoeken met voornoemde [benadeelde 1] , waarbij een of meer Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) werden aangeboden en/of
- met een of meer van voornoemde personen telefonisch een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) na ontvangst van (contante) betaling zouden worden geleverd/overhandigd en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en/of als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou/zouden leveren/overhandigen;
2.
hij op een of meer tijdstippen, in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016, te Deurne, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)
- één of meer onbekende perso(o)n(en),
te bewegen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voor te doen als [alias 1] en/of [alias 2] van [naam bedrijf] en/of
- ( vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten via de website www.marktplaats.nl contact te zoeken met voornoemde personen, waarbij een of meer Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) werden aangeboden en/of
- met voornoemde personen telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) na ontvangst van (contante) betaling zouden worden geleverd/overhandigd en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en/of als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou/zouden leveren/overhandigen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 tezamen en in vereniging met anderen te Deurne, in elk geval in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
heeft bewogen tot de afgifte van een groot geldbedrag, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voor te doen als [alias 1] en/of [alias 2] van [naam bedrijf] en
- met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten via de website www.marktplaats.nl contact te zoeken met voornoemde [benadeelde 1] , waarbij televisies werden aangeboden en
- met een of meer van voornoemde personen telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van de aangeboden Playstations en/of televisies en
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstations en/of televisies na ontvangst van contante betaling zouden worden geleverd/overhandigd en
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstations en televisies en
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en zijn medeverdachten de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zouden leveren/overhandigen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Deurne, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
- één of meer onbekende perso(o)n(en),
te bewegen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- met voornoemde personen telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Playstations en televisies en telefoons en
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstations en televisies en telefoons na ontvangst van contante betaling zouden worden geleverd/overhandigd en
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstations en televisies en telefoons en
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en zijn medeverdachten de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zouden leveren/overhandigen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
In het kader van de leesbaarheid zijn de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een bijlage bij dit arrest. Deze bijlage wordt aan het arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de aangevers op 19 maart 2016 zijn opgelicht door twee mannen die zich ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 2] ’ noemden. De persoon die op die dag de naam ‘ [alias 1] ’ voerde, was vermoedelijk [medeverdachte] . Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, was degene die op 19 maart 2016 de naam ‘ [alias 2] ’ voerde niet de verdachte, maar een derde, onbekend gebleven persoon. Dat blijkt onder meer uit de verklaring van de getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat hij de verdachte wel eens bij het bedrijf heeft gezien, maar niet op 19 maart 2016. Ook de omschrijving van ‘ [alias 2] ’ door aangever [benadeelde 1] past beter bij de onbekend gebleven man, terwijl aan diens herkenning dat verdachte deze ‘ [alias 2] ’ zou zijn een aantal gebreken kleven. Tot slot moet de verdachte gelet op zijn capaciteiten niet in staat worden geacht een dergelijk plan uit te voeren. De verdachte was in 2016 nog analfabeet, terwijl ‘ [alias 2] ’ stempels en een handtekening zou hebben gezet op de factuur die aan [benadeelde 1] is overhandigd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang
Het hof stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
3.1
Op 19 maart 2016 is bij de politie een melding binnengekomen dat op het adres [adres 1] te Deurne meerdere personen gedupeerd waren door oplichting.
De politie heeft ter plaatse gesproken met de eigenaars van het pand, onder wie [getuige 2] . De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de kantoorruimte hadden verhuurd aan [medeverdachte] . Zij heeft [medeverdachte] eerder gezien in het gezelschap van drie andere mannen.
De getuige [getuige 2] heeft aan de politie een huurovereenkomst overhandigd, waaruit volgt dat [medeverdachte] de kantoorruimte huurde namens [naam bedrijf] .
3.2
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat er regelmatig nog twee mannen in het kantoor van [medeverdachte] zaten: [alias 1] en [alias 2] . [getuige 3] had van [medeverdachte] het volgende telefoonnummer gekregen: [telefoonnummer 1] .
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] meestal met twee mannen was. Hij kent één van die mannen als ‘ [alias 1] ’. De getuige [getuige 1] heeft de andere man, die hij niet bij naam kent, als volgt beschreven: ‘Indische man, zou ook zigeunerachtig kunnen zijn, ouder dan [medeverdachte] , ik denk 50 jaar oud, zwart haar, grijzig’. Op 19 maart 2016 heeft deze getuige [medeverdachte] gezien in gezelschap van de man die hij kent als [alias 1] . [medeverdachte] is die dag nog even in de kantine geweest met twee van zijn klanten.
Nadat de politie de getuige [getuige 1] een foto had getoond van de verdachte heeft hij verklaard dat hij de man op de foto herkent als zijnde de persoon die hij heeft beschreven als ‘de Indische man’. Deze man zat heel vaak te werken samen met [medeverdachte] .
3.3
Op 19 maart 2016 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat hij in Duitsland een eigen bedrijf heeft in de in- en verkoop van goederen en dat hij van een collega had gehoord dat een handelaar uit Nederland een aantal Playstations te koop aanbood voor ongeveer € 160,- per stuk. Op 17 februari 2016 had hij een afspraak in Deurne, waar hij in een kantoorruimte op de eerste verdieping van het pand heeft gesproken met twee mannen: een jongere man die zich ‘ [alias 1] ’
[het hof begrijpt: ‘ [alias 1] ’]noemde en een oudere man die zich voorstelde als ‘ [medeverdachte] ’. Zij kwamen overeen dat de aangever 280 Playstations voor een totaalbedrag van € 44.800,- zou kopen. Op 19 februari, 14 maart en 16 maart 2016 heeft de aangever telefonisch contact gehad met [medeverdachte] die herkende aan zijn stem. Op 18 maart 2016 heeft de aangever wederom met [medeverdachte] gesproken, die hem vertelde dat hij zou worden gebeld door ene ‘ [alias 2] ’, die beter Duits sprak. Aangever werd korte tijd later gebeld door een man die zich [alias 2] noemde en die gebruik maakte van hetzelfde vaste telefoonnummer als waarop hij [medeverdachte] daarvoor had gebeld. [alias 2] vertelde dat de aangever op zaterdag 19 maart 2016 om 11.00 uur naar Deurne, naar het pand van [medeverdachte] kon komen. Hij zou de goederen dan tegen contante betaling in ontvangst kunnen nemen.
Aangever [benadeelde 2] is op 19 maart 2016 naar Deurne gereden. Ter plaatse trof hij meer klanten. Hij werd binnengelaten door de man die zich ‘ [alias 1] ’ noemde. In het kantoor op de eerste verdieping zag hij [medeverdachte] achter een bureau zitten. Aangever heeft een bedrag van
€ 44.800,- aan [medeverdachte] betaald, die daarop een factuur afstempelde en van een handtekening voorzag. [medeverdachte] zei dat hij nog even moest wachten, dat er nog een klant zou komen om te betalen en dat ze vervolgens gezamenlijk naar het magazijn zouden gaan. Hij werd hierop door [alias 1] naar de kantine geleid. Op enig moment kwamen andere klanten de kantine binnen. Zij vertelden dat [alias 1] en [medeverdachte] kennelijk plotseling waren vertrokken, waarbij zij het geld hadden meegenomen. Er bleek inderdaad niemand meer aanwezig te zijn op de eerste verdieping.
Aan de aangever is een kopie getoond van een paspoort van [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] . De aangever heeft daarop verklaard dat hij deze man herkent als degene die zich ‘ [alias 1] ’ noemde.
3.4
Op 19 maart 2016 heeft [benadeelde 3] eveneens aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft
€ 50.000,- betaald voor goederen die hij niet heeft gekregen. Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij samen met zijn compagnon [benadeelde 1] eigenaar is van de firma [benadeelde 4] . [benadeelde 1] had een advertentie geplaatst op Marktplaats waarin hij aangaf dat hij voor het bedrijf televisies zocht. Op 9 maart 2016 werd [benadeelde 1] telefonisch benaderd door een man die zich ‘ [alias 1] ’ noemde en zei dat hij van de firma [naam bedrijf] was. [alias 1] vertelde dat hij televisies te koop had. Op 10 maart 2016 heeft [alias 1] weer telefonisch contact gezocht met [benadeelde 1] . [alias 1] vertelde dat [benadeelde 1] moest kijken op de website ‘ [naam bedrijf] .eu’, zonder www ervoor. Toen [benadeelde 1] dat deed, kwam hij op een website waarop diverse goederen werden aangeboden. Het ging om een nette website, wat bij [benadeelde 1] vertrouwen wekte. Op de website stond een KvK-nummer vermeld. Bij controle van dat nummer bleek dat het om een normaal bedrijf ging. [benadeelde 1] heeft vervolgens een afspraak gemaakt voor 12 maart 2016. Op die dag zijn aangever [benadeelde 3] en [benadeelde 1] samen naar het bedrijf [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 1] te Deurne, gegaan. Daar hebben zij een gesprek gehad met [alias 1] en afgesproken dat zij op 19 maart 2016 om 11.00 uur zouden terugkomen en de goederen contant zouden afrekenen. Aangever [benadeelde 3] en [benadeelde 1] zijn op 19 maart 2016 om 11.00 uur weer naar het bedrijfspand gegaan en samen met [alias 1] naar het kantoor, dat boven in het pand was, gelopen. In het kantoor stond een andere man die zich voorstelde als ‘ [alias 2] ’ en die door [alias 1] constant ‘ [alias 2] ’ werd genoemd. Deze [alias 2] overhandigde een factuur met daarop een totaalbedrag van € 50.000,- voor de levering van 90 Samsung curve televisies. [benadeelde 1] heeft € 50.000,- in contant geld aan [alias 2] overhandigd, die dit in een geldtelmachine deed. [alias 1] en [alias 2] zeiden dat de aangever en zijn compagnon alvast naar beneden konden gaan, zodat zij nog andere klanten konden helpen, waarna ze allemaal tegelijk naar een magazijn zouden gaan dat iets verderop gelegen was. [benadeelde 3] en [benadeelde 1] zijn daarop naar beneden gegaan. Toen [benadeelde 3] argwaan kreeg, is [benadeelde 1] weer naar boven gegaan, naar het kantoor. Hij zag dat [alias 1] en [alias 2] verdwenen waren. Kennelijk hadden zij het pand via een brandtrap aan de achterzijde verlaten en hadden ze het hekwerk doorgeknipt.
Buiten hebben zij gesproken met andere mensen die zouden zijn opgelicht. Eén van hen had een foto van een paspoort op zijn telefoon. Aangever [benadeelde 3] herkende de man op het paspoort als degene die zich [alias 1] noemde. Het paspoort op de foto bleek van [medeverdachte] te zijn.
3.5
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij samen met zijn compagnon [benadeelde 3] eigenaar is van het bedrijf [benadeelde 4] . Hij heeft verder verklaard dat hij een advertentie op Marktplaats had gezet waarin hij aangaf op zoek te zijn naar televisies en dat hij op 9 maart 2016 werd gebeld door ene ‘ [alias 1] ’, die zei een partij televisies te hebben. Volgens [alias 1] konden ze daarvoor bij hem of bij ene ‘ [alias 2] ’ terecht. Hij is met zijn compagnon naar de [adres 1] te Deurne gegaan, waar zij werden ontvangen in een kantoor op de eerste verdieping. De man die zij ontmoetten, stelde zich voor als [alias 1] . [alias 1] gaf aan dat hij even moest overleggen met ‘ [alias 2] ’, met wie hij [alias 2] bedoelde. [alias 1] had zelf gezegd dat het dezelfde man was. Uiteindelijk zijn [alias 1] en [benadeelde 3] telefonisch een prijs van € 50.000,- voor 90 televisies overeengekomen en hebben ze afgesproken om elkaar een week later weer te ontmoeten. [alias 1] wilde het geld contant hebben.
Op 19 maart 2016 zijn de aangever en [benadeelde 3] weer naar het kantoor aan de [adres 1] te Deurne gegaan. Ze werden buiten opgewacht door [alias 1] , die hen naar de kantine leidde. Even later konden zij in het kantoor terecht, waar [alias 2] aan een bureau zat. [alias 2] vertelde dat ze eerst moesten betalen en dat zij pas daarna de goederen konden zien, omdat er een tijd geleden was ingebroken in het magazijn door kopers die maar een deel hadden aanbetaald. Hierop zijn de aangever en [benadeelde 3] overgegaan tot betaling van € 50.000,-.
[alias 1] had via de app foto’s naar de aangever gestuurd. Daarbij maakte hij gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Volgens de aangever praatte [alias 1] heel veel, onder andere over andere klanten, waarbij hij vertrouwen wist te wekken. [alias 2] praatte nadrukkelijk over de producten en deed zich echt voor als een zakenman.
Na betaling heeft [alias 2] een factuur gepakt en daarop twee stempels en een handtekening gezet. [alias 2] gaf aan dat zij nog klanten moesten helpen en dat zij daarna naar het magazijn konden gaan. [alias 1] is daarop met hen mee gelopen naar de kantine. Vervolgens ging een Duitse jongen
[het hof begrijpt: aangever [benadeelde 2] ]het kantoor binnen.
[alias 1] vertelde dat andere klanten niet wilden betalen, maar eerst de goederen wilden zien. [alias 1] is toen teruggegaan naar het kantoor. Na ongeveer vijf minuten is [benadeelde 1] naar het kantoor gelopen, maar de kamer bleek leeg te zijn. Ze hebben met zijn allen naar [alias 1] en [alias 2] gezocht, maar niemand gevonden. Op pogingen om contact te krijgen, heeft [alias 1] niet meer gereageerd.
De politie heeft aangever [benadeelde 1] een kopie van een paspoort met daarop een pasfoto getoond, toebehorende aan [medeverdachte] . [benadeelde 1] heeft de man op de foto herkend als degene die zich [alias 1] noemde.
Met aangever [benadeelde 1] is een fotoconfrontatie gehouden, waarbij aan hem een zwart-witfoto van de verdachte [verdachte] is getoond. De aangever heeft daarop verklaard dat dit ‘voor de volle honderd procent de persoon [is] die zich [alias 2] noemde en samen met [alias 1] de oplichting heeft gepleegd.’
3.6
Eveneens op 19 maart 2016 heeft [benadeelde 5] aangifte gedaan van poging tot oplichting. De aangever heeft verklaard dat hij als bemiddelaar tussen verkopende en kopende partijen optreedt en dat hij door een klant uit Duitsland was gewezen op het bedrijf [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 1] te Deurne. Op 16 maart 2016 werd hij gebeld door een persoon die vertelde dat hij ‘ [medeverdachte] van [naam bedrijf] ’ was en dat hij iPhones, Playstations en Samsung tv’s in de verkoop had. Deze persoon maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De aangever heeft met [medeverdachte] een afspraak gemaakt voor 19 maart 2016 om 11.00 uur.
Op 19 maart 2016 was de aangever met zijn cliënten op de locatie [adres 1] te Deurne. Bij het bedrijf waren twee mannen aanwezig. Eén van de twee nam hem apart en stelde zich voor als [medeverdachte] . [medeverdachte] zei dat zijn baas recent voor veel geld het schip in was gegaan, omdat er klanten waren geweest die eerst de goederen wilden zien voordat ze zouden kopen. Zij hadden wel een aanbetaling gedaan, maar de volgende dag bleek het hele magazijn leeg te zijn gehaald. Om die reden hanteerden zij de volgende procedure: betalen op kantoor, dan krijgt de klant een afgestempelde factuur met daarop ‘Voldaan’ en met die factuur kan de klant naar het magazijn verderop.
Aangever heeft voorgesteld dat één persoon met het geld op kantoor zou blijven en dat de andere persoon naar het magazijn zou gaan om te kijken of de goederen daar daadwerkelijk aanwezig waren. Dit heeft hij besproken met de andere man die aanwezig was en die vertelde dat hij de baas was van [naam bedrijf] . De man hield voet bij stuk: van de procedure werd niet afgeweken. Aangever en zijn cliënten hebben hierop gezegd dat zij niet akkoord zouden gaan. De man stelde voor om op een andere datum af te spreken. Toen kwam [medeverdachte] het kantoor binnen en hij zei dat hij zou gaan regelen dat de goederen in het magazijn naar voren zouden worden gehaald, zodat de aangever ze daar kon bekijken en meteen kon afrekenen.
De aangever en zijn cliënten zijn naar beneden gegaan, waar zij andere klanten troffen, die stonden te wachten om mee te gaan naar het magazijn. Zij zijn met elkaar in gesprek geraakt, waarbij het vermoeden rees dat er iets niet goed ging. Eén van de aanwezigen werd argwanend en stuurde zijn compagnon naar het kantoor. Hij kwam beneden met de boodschap dat er niemand meer in het kantoor aanwezig was. Hierop zijn zij gezamenlijk naar het kantoor gegaan, waar de computer en laptop nog aan stonden en ook de lampjes van de geldtelmachine nog brandden. De aangever zag meerdere mappen op het bureau staan, met daarop de etiketten iPhone 6 & 6s. Deze mappen bleken geen inhoud te hebben.
Gezien werd dat je via de verdieping waar het kantoor zat toegang kunt krijgen tot nog een ruimte. Via die ruimte kom je in het magazijn van het pand. Aldaar stond een nooddeur open. Aan deze zijde van het pand vond aangever een gat in het omheiningshekwerk. De eigenaresse van het pand zei dat dit gat er de dag ervoor nog niet zat.
3.7
[medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor als verdachte verklaard dat hij een bedrijf was begonnen, genaamd [naam bedrijf] . Hij huurde daarvoor een pand in Deurne aan de [adres 1] . Hij had zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Hij heeft hulp gekregen van ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 2] ’, die hem hielpen bij het opzetten van een website en het laten maken van spandoeken. Deze twee mannen waren vaak bij hem, zo ook op 19 maart 2016.
3.8
De politie heeft onderzoek ingesteld naar een aantal telefoonnummers die naar voren zijn gekomen en die vermoedelijk in gebruik waren bij de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zou onder de naam ‘ [alias 2] ’ in de telefoon van [medeverdachte] staan. Bij onderzoek in het politiesysteem bleek dat dit telefoonnummer sinds september 2015 in gebruik was bij de verdachte [verdachte] . Op de ochtend van 19 maart 2016 was er tussen 08.24 uur en 11.15 uur twaalf keer contact tussen dit nummer en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zowel inkomend als uitgaand.
Na 19 maart 2016 te 12.12 uur is er geen enkele activiteit meer met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Op 19 maart 2016 te 13.35 uur wordt door de verdachte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik genomen.
Bij onderzoek naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte] , bleek dat op 19 maart 2016 tussen 08.04 uur en 11.50 uur, naast het contact met nummer [telefoonnummer 2] er ook contact was met het telefoonnummer 06-10995124, op naam van [naam bedrijf] . Na 19 maart 2016 te 11.50 uur is er geen enkele activiteit meer met het nummer [telefoonnummer 1] .
3.9
De verdachte heeft verklaard dat hij een aantal keer per week bij het bedrijf van [medeverdachte] te Deurne langs ging. Het zou kunnen dat hij de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij in het kantoor van [medeverdachte] wel eens achter de computer ging zitten om partijen voor [medeverdachte] te zoeken op Marktplaats. Hij zocht dan op van alles en nog wat. De verdachte heeft ook verklaard dat hij nooit goederen heeft gezien die door het bedrijf werden aangeboden.
4.
Uit de inhoud van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen leidt het hof af dat [medeverdachte] de persoon is geweest die zich in het contact met aangevers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft voorgesteld als ‘ [alias 1] ’ of ‘ [alias 1] ’, terwijl de verdachte de persoon is geweest die zich heeft voorgesteld of werd aangeduid als ‘ [alias 2] ’ of ‘ [alias 2] ’. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof verder af dat er nog een derde man betrokken was bij het tenlastegelegde, van wie de identiteit niet is kunnen worden vastgesteld.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door aangever [benadeelde 1] . Met de verdediging is het hof van oordeel dat herkenningen die tot stand komen naar aanleiding van een enkelvoudige fotoconfrontatie met grote behoedzaamheid moeten worden bezien en op hun betrouwbaarheid dienen te worden getoetst voordat deze daadwerkelijk tot bewijs worden gebezigd. In algemene zin geldt dat van deze manier van confronteren een suggestieve werking uitgaat. Anderzijds is het hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie in een situatie waarin wellicht een andere vorm van confrontatie ((Foto)-Osloconfrontatie) de voorkeur zou genieten er niet toe leidt dat het daaruit verkregen bewijs reeds om die reden buiten beschouwing dient te worden gelaten.
Het hof is van oordeel dat de enkelvoudige fotoconfrontatie, bezien in het licht van de overige opsporingshandelingen zoals die uit het dossier blijken, in de onderhavige zaak tot het bewijs kan dienen nu voor de betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen ook steun is te vinden in andere bewijsmiddelen. Immers, uit het onderzoek naar de telefoonnummers is gebleken dat met het telefoonnummer dat in gebruik was bij de verdachte op 19 maart 2016 tussen 08.24 uur en 11.15 uur twaalf keer contact is geweest met het nummer dat in gebruik was bij [medeverdachte] , terwijl er na 19 maart 2016 te 12.12 uur geen enkele activiteit meer is geweest met dit telefoonnummer. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij zeer regelmatig bij het bedrijf van [medeverdachte] was, hetgeen ook is waargenomen door de getuige [getuige 1] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat dat niet het geval was op 19 maart 2016, maar op de vraag hoe de verdachte dat zo zeker weet, is geen concrete en verifieerbare verklaring gevolgd.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] op 19 maart 2016 in het gezelschap heeft gezien van de man die hij kent als ‘ [alias 1] ’ en niet ook in het gezelschap van de verdachte, aan het voorgaande niet afdoet. Uit de hiervoor bedoelde verklaringen leidt het hof af dat [medeverdachte] in een wisselende samenstelling – dan met de verdachte en dan met de onbekend gebleven derde – met de aangevers heeft gesproken. Het hof gaat er dan ook van uit dat verdachte met [medeverdachte] en tenminste één ander onbekend gebleven persoon bij de oplichtingen heeft samengewerkt.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat de verdachte het hem tenlastegelegde niet kan hebben gepleegd, omdat hij in 2016 analfabeet was en derhalve op 19 maart 2016 nooit facturen nooit heeft kunnen afstempelen en ondertekenen, overtuigt het hof evenmin. Het hof wijst er in dit verband op dat de verdachte de verklaring die hij op 7 april 2016 bij de politie heeft afgelegd, kennelijk ook zonder problemen heeft kunnen ondertekenen.
Het hof verwerpt het verweer.
5.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op 19 maart 2016 zijn meerdere klanten naar Deurne gekomen in de veronderstelling dat zij die dag, omstreeks 11.00 uur, tegen contante betaling goederen in ontvangst zouden nemen van het bedrijf [naam bedrijf] . Zij zijn ter plaatse door de verdachten in wisselende samenstelling opgevangen, begeleid en opgehouden. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof af dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling waarbij elke verdachte een duidelijke rol had, zowel bij de voorbereiding als bij de feitelijke uitvoering van het tenlastegelegde. Voorafgaand aan de afspraken op 19 maart 2016 vonden ook telefonische contacten en ontmoetingen plaats met klanten, waarbij naast [medeverdachte] ook wel eens iemand anders namens ‘ [naam bedrijf] ’ het woord voerde. De rollen van de verdachte en de onbekend gebleven derde persoon bestonden op 19 maart 2016 (in elk geval) hieruit dat zij in het kantoor contact hebben gehad met de aangevers en het geld in ontvangst hebben genomen, waarna de aangevers een gestempelde en ondertekende factuur kregen. Tijdens het contact met aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft de verdachte daarnaast medegedeeld wat de procedure was – eerst contant betalen, daarna zouden de aangevers met de andere klanten naar het magazijn worden gebracht waar zij de goederen in ontvangst konden nemen – en waarom zij die werkwijze hanteerden. De verdachte en zijn medeverdachten zijn er vervolgens gezamenlijk met het geld van aangevers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] vandoor gegaan. De rollen van de verdachten kunnen bij dit alles worden gekenschetst als inwisselbaar. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] vaak met twee andere mannen, waaronder de verdachte, bij het bedrijfspand aan de [adres 1] in Deurne zag en dat verdachte daar heel vaak samen met [medeverdachte] ‘aan het werk’ was.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
6.
Op grond van het vorenstaande is het hof verder van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten door een samenweefsel van verdichtsels bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
In het bijzonder heeft het hof bij de beoordeling van het gewicht van het betreffende oplichtingsmiddel als omstandigheden in aanmerking genomen:
• dat – gelet op de inhoud van de verklaringen – sprake was van een door de verdachte en zijn medeverdachten tevoren bedachte, gehanteerde werkwijze, waarbij de aangevers op één dag op hetzelfde tijdstip werden uitgenodigd op het kantoor aan de [adres 1] te Deurne, waar zij hun bestelling telkens vooraf contant in een kantoorruimte op die locatie dienden te voldoen en na ontvangst van een afgestempelde en van een handtekening voorziene factuur dienden plaats te nemen in de kantine, in afwachting van het moment waarop zij allen gezamenlijk naar een magazijn zouden worden gebracht, terwijl er geen magazijn en te leveren goederen waren en
• de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de door de verdachte en de medeverdachten aan de slachtoffers gedane leugenachtige mededelingen, in hun onderlinge samenhang bezien en
• het feit dat de verdachte en de medeverdachten misbruik hebben gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon, zoals – in geval van aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 1] – via Marktplaats contact zoeken met een potentiële klant, telefonisch contact onderhouden met klanten over onder meer de prijs, de dag en de voorwaarden van levering, het op de dag van de beoogde levering achtereenvolgend ontvangen van klanten in een ruimte van een bedrijfspand die als kantoor was ingericht waardoor het bedrijf als écht aandeed en het ophouden van meerdere klanten in een kantine van dat bedrijfspand waardoor de indruk werd gewekt dat sprake was van een goed lopend bedrijf en aldus ook misbruik hebben gemaakt van de door deze werkwijze tussen de verdachten en de benadeelden [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] en [benadeelde 5] geschapen vertrouwensrelatie.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen en komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd en medeplegen van poging tot oplichting.
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. De verdachte komt bijna in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling in een zaak waarin aan hem een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren is opgelegd. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dat traject doorkruisen, terwijl een voorwaardelijke straf een goede stok achter de deur zou zijn.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft met anderen op sluwe wijze meerdere mensen opgelicht of pogen op te oplichten die allen in de veronderstelling verkeerden dat zij op 19 maart 2016 tegen contante betaling van een bedrijf met de naam [naam bedrijf] in Deurne partijen elektronica geleverd zouden krijgen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat oplichting een vorm van vermogenscriminaliteit is die in zijn algemeenheid ook schade toebrengt aan het vrije handelsverkeer en het vertrouwen van mensen onderling;
- de omstandigheid dat aanzienlijke financiële schade is berokkend aan de gedupeerden;
- de omstandigheid dat de verdachte zich daar geen enkele rekenschap van heeft gegeven en uitsluitend heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
- het adviesrapport van de reclassering d.d. 20 juli 2020, uitgebracht in het kader van een andere strafzaak;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof heeft bij het bepalen van de duur van deze straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd alsmede bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die bij fraude met een benadelingsbedrag van in totaal € 70.000,- tot € 125.000,- uitgaan van een bandbreedte van 5 tot 9 maanden gevangenisstraf. Het hof ziet geen aanleiding om ten gunste van de verdachte van dit vertrekpunt af te wijken en neemt in het onderhavige geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden tot uitgangspunt.
Gelet in het bijzonder op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Reeds daarom kan niet worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging.
Bij de strafvervolging van de verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden, nu het hof niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, zoals hiervoor vermeld, passend en geboden zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 162 dagen.
De tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 50.000,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 50.000,00. De verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 50.000,00. De verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.