ECLI:NL:GHSHE:2021:3549

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
200.277.604_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging zorgregeling na advies bijzondere curator

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2010 en 2012. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de zorgregeling te wijzigen, zodat de kinderen ook tijdens de carnavalsvakantie met hem op skivakantie kunnen gaan. De moeder, verweerster in hoger beroep, is van mening dat de kinderen deze vakanties bij haar moeten doorbrengen, gezien hun hechting aan deze traditie. De bijzondere curator, drs. E. Klaver, is benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen en heeft in haar rapport geadviseerd om naar de stem van de kinderen te luisteren. Het hof heeft kennisgenomen van de bevindingen van de bijzondere curator en de correspondentie van beide ouders. Het hof overweegt dat de kinderen erg gehecht zijn aan de skivakanties met de moeder en dat deze vakanties een belangrijk houvast voor hen vormen. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat zij in de carnavalsvakantie bij de moeder verblijven, en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die de zorgregeling vaststelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 november 2021
Zaaknummer: 200.277.604/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/338440 / FA RK 18-4562
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Zonnenberg,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. van Coolwijk.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats], en
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats],
hierna samen te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

8.De beschikking d.d. 10 juni 2021

Bij die beschikking heeft het hof drs. E. Klaver benoemd tot bijzondere curator voor de kinderen om in deze procedure de belangen van de kinderen te behartigen met de taakomschrijving zoals beschreven in overweging 7.2. van die beschikking. De taak van de bijzondere curator is met name om zicht te krijgen op hoe de kinderen zelf in de voorliggende kwestie staat, wat de gevolgen voor hen zijn van onderhavig geschil tussen de ouders en wat naar het inzicht van de bijzondere curator te zeggen valt over de verdeling van de zorgregeling tijdens de herfstvakantie en de carnavalsvakantie.
Het hof heeft de bijzondere curator verzocht verslag uit te brengen en bepaald dat partijen en de raad tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator hierop schriftelijk aan het adres van het hof kunnen reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

9.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

9.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de bijzondere curator d.d. 30 augustus 2021, ingekomen op 2 september 2021;
- een V-formulier met een brief van de advocaat van de moeder d.d. 2 september 2021;
- een V-formulier met een brief van de advocaat van de vader d.d. 17 september 2021.
9.2.
De ouders hebben het hof bij voormelde brieven te kennen gegeven geen nadere mondelinge behandeling te wensen en het hof verzocht de zaak op de stukken af te doen.

10.De verdere beoordeling

10.1.
De bijzondere curator heeft haar bevindingen en advies opgenomen in haar rapport d.d. 30 augustus 2021 (hierna: het rapport). De bijzondere curator adviseert om naar de stem van de kinderen te luisteren. De kinderen zijn zeer gehecht aan de skivakanties tijdens de carnavalsvakantie. Deze ervaringen bieden hen een houvast in een voor hen, op veel momenten, onzekere situatie. In een latere fase van hun leven kunnen zij opnieuw overwegen om met de vader op skivakantie te gaan tijdens de carnavalsvakantie of tijdens een andere vakantie wellicht, aldus de bijzondere curator.
10.2.
Naar aanleiding van het rapport en het advies van de bijzondere curator persisteert de vader in zijn verzoek en voert hij het volgende aan.
Hoewel de vader in het verslag van de bijzondere curator leest dat de kinderen zouden hebben gezegd dat zij de traditie bij de moeder niet zouden willen missen, meent de vader dat dit van hen gevraagd kan worden. Enerzijds omdat de kinderen, wanneer naar hun voorkeur gevraagd wordt, niet snel anders zullen kiezen dan voor de bekende vakantie. Anderzijds omdat de familieactiviteiten met de familie van de moeder ook op andere tijdstippen kunnen plaatsvinden, getuige het feit dat de hele familie van de moeder afgelopen zomer met elkaar in Griekenland vakantie heeft gevierd.
De vader acht de door hem verzochte verdeling, waarbij de carnavalsvakanties tussen de ouders om en om worden verdeeld, zeer in het belang van de kinderen en hij hecht daar zelf ook veel waarde aan. Het betreft hooguit twee skivakanties met de moeder die de kinderen totdat zij zestien jaar zijn zouden moeten missen. Daar staat tegenover dat de vader en de kinderen met elkaar de kans krijgen om ook samen dergelijk belangrijke herinneringen te maken. Wanneer zij zestien (of zoveel ouder als aan de orde) zijn, kunnen de kinderen zelf kiezen of zij in de carnavalsvakantie de traditionele vakanties met de moeder willen of ook afwisselend met de vader op vakantie willen.
10.3.
De moeder is het eens met het advies van de bijzondere curator dat naar de stem van de kinderen geluisterd dient te worden. Zij handhaaft haar standpunt, dat de verdeling van de carnavalsvakantie en de herfstvakantie aldus dient plaats te vinden dat de kinderen de carnavalsvakantie bij de moeder doorbrengen en de herfstvakantie bij de vader.
10.4.
Het hof overweegt als volgt.
10.4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
10.4.2.
Uit de bevindingen van de bijzondere curator is gebleken dat de kinderen erg gehecht zijn aan de skivakanties in de carnavalsvakantie met de moeder, die zij al heel lang met elkaar delen. De kinderen gaat het niet alleen om het skiën maar ook om de ontmoeting met hun familieleden van moederszijde en hun vriendinnen die zij daar tegenkomen. De kinderen willen deze vakanties niet opgeven voor een skivakantie met de vader tijdens de carnavalsvakantie. Met de vader delen zij deze ervaringen namelijk niet (behalve in de periode dat hij als gezinslid meeging op deze skivakanties). De kinderen zouden een skivakantie elk, alleen met de vader, op een ander tijdstip, heel leuk vinden. Zij willen graag individueel iets samen doen met de vader en hebben fijne herinneringen aan de vakanties met de vader.
Over de gevolgen voor de kinderen indien de zorgregeling tijdens de carnavals- en herfstvakantie om-en-om geregeld zou gaan worden, heeft de bijzondere curator naar voren gebracht dat dat een ‘offer’ van de kinderen zou eisen. Zij moeten dan namelijk om het jaar afzien van een ervaring waaraan zij zeer gehecht zijn geraakt en het is de vraag wat dit zal doen met hun relatie tot hun vader. Verder noemt de bijzondere curator een punt van aandacht dat de kinderen, gezien het dossier, nogal wat onzekerheden hebben moeten doorstaan. De skivakantie in de carnavalsvakantie zoals die nu door hen wordt ervaren betekent in ieder geval een belangrijk houvast voor de kinderen.
10.4.3.
Het hof is van oordeel dat – gelet op de omstandigheid dat de kinderen aan de skivakanties met de moeder in de carnavalsvakantie zeer gehecht zijn en deze vakanties ook een belangrijk houvast voor hen zijn – het in het belang van de kinderen is dat zij in de carnavalsvakantie bij de moeder verblijven zodat zij aan de vakanties met de moeder jaarlijks kunnen blijven deelnemen. Dit belang van de kinderen acht het hof zwaarwegender dan de wens van de vader om ook in de carnavalsvakantie met de kinderen op skivakantie te kunnen gaan. De stelling van de vader dat de ontmoetingen met de familie van de moeder, die deels in het buitenland woont, op andere momenten in het jaar kunnen plaatsvinden, leidt niet tot een ander oordeel.
Door de herfstvakantie en de carnavalsvakantie aldus te verdelen dat de kinderen tijdens de herfstvakantie bij de vader zijn en tijdens de carnavalsvakantie bij de moeder, is sprake van een evenredige verdeling van deze vakanties. Het geheel aan vakanties is (gelet op de vakantieregeling zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking is vastgesteld) daarmee ook evenredig verdeeld. Bovendien biedt deze vakantieregeling naar het oordeel van het hof voldoende mogelijkheden voor de vader om invulling te geven aan de voor hem en de kinderen belangrijke familietijd met elkaar tijdens de vakanties.
10.4.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

11.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen de ouders gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 januari 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.A.R.M. van Leuven en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.