In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De zaak betreft een hoger beroep van R.D. Benelux B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin R.D. Benelux werd veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerden. R.D. Benelux vorderde in het incident de schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, stellende dat er sprake was van een kennelijke juridische misslag. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar vonnis de verweren van R.D. Benelux niet heeft betrokken, maar oordeelt dat de gestelde misslag niet evident is en dat de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing moet blijven. Het hof heeft de vordering van R.D. Benelux tot schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen, waarbij het belang van de geïntimeerden bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder weegt. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 23 november 2021 op de rol staat voor memorie van grieven.