Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/371305 / KG ZA 21-331)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven, producties en een incident tot schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad;
- de conclusie van antwoord in het incident met productie;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met productie;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
“De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen, kunnen zij de vorderingen door desbetreffende verklaringen verrekenen tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomst verminderd.”
manin conventie, samengevat:
vrouwheeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. Zij heeft daarnaast een vordering in reconventie ingesteld. Zij vordert, samengevat, de termijn zoals die in de vaststellingsovereenkomst is bepaald te schrappen, op te rekken, op te schorten dan wel buiten werking te stellen totdat de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk definitief is geregeld, dan wel een andere in goede justitie te bepalen ordemaatregel te treffen.
voorzieningenrechterheeft de primaire vordering in conventie afgewezen. De subsidiaire vordering heeft hij gedeeltelijk toegewezen (met uitzondering van het gevorderde onder 2 sub f en onder 3) omdat kort gezegd, geen sprake is van onvoorziene omstandigheden en dwaling voorshands niet aannemelijk is. De voorzieningenrechter achtte het van belang dat beide partijen bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst werden bijgestaan door een (eigen) advocaat en de vrouw zich ook bewust is geweest van de mogelijkheid dat de man in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, nog zou stellen een vordering jegens de vrouw te hebben. Aan de veroordeling heeft hij een dwangsom verbonden. De vordering in reconventie is geheel afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
vrouwvordert in hoger beroep om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in al zijn vorderingen, althans hem deze vordering alsnog te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van de man in de proceskosten op basis van het naast hogere tarief in beide instanties.
manvordert in incidenteel hoger beroep om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man alsnog machtiging te verlenen tot het te gelde maken van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] zoals bij de inleidende dagvaarding onder I is gevorderd. Met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
vrouwvordert in het incident om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen totdat het hof in de hoofdzaak heeft beslist, onder veroordeling van de man in de proceskosten.
manvoert verweer. Door de vrouw zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waarmee de voorzieningenrechter geen rekening heeft kunnen houden bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring en die rechtvaardigen dat van de beslissing van de voorzieningenrechter wordt afgeweken. Er is geen sprake van misbruik van recht in die zin dat het vonnis op een juridische of feitelijk misslag zou berusten. Evenmin is gesteld of gebleken van feiten of omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de voorzieningenrechter zou leiden tot een noodsituatie. Partijen hebben afspraken gemaakt in een vaststellingsovereenkomst die is opgenomen in een proces-verbaal van 19 december 2019, met de bedoeling om de afspraken ten uitvoer te kunnen leggen. Van de man kan niet worden verwacht dat hij jaren gaat wachten totdat alle procedures zijn afgewikkeld om te bezien of het voor de vrouw dan wel mogelijk zal zijn om de woning over te nemen. De man heeft er dan ook belang bij dat de gemaakte afspraken worden nagekomen. De markt voor verkoop van een woning is op dit moment zeer gunstig, terwijl in het verleden de woning bijna twaalf jaren te koop heeft gestaan. Er is geen sprake van nieuwe omstandigheden die een schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring rechtvaardigen. De door de vrouw gevoerde bodemprocedure heeft geen betrekking op de afspraken die in de vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen, maar ziet op een geldvordering van de man op de vrouw. De man heeft de stellingen van de vrouw in eerste aanleg betwist. De stellingen van de vrouw kunnen geen invloed hebben op de beslissing van de rechtbank omtrent de verkoop van de woning in [plaats 1] nu de door de vrouw ingenomen stellingen niets van doen hebben met de procedure omtrent de verkoop van de woning in [plaats 1] . Die stellingen van de vrouw kunnen in deze procedure in hoger beroep niet tot een ander oordeel van het hof leiden. De rechtbank heeft onder 5 van het kort gedingvonnis rekening gehouden met de stellingen van de vrouw. Er is geen sprake van een kennelijke misslag.
hofoverweegt als volgt. Bij de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging (art. 351 Rv) zal moeten worden onderzocht of:
www.rechtspraak.nl(deelsite Gerechtshof 's-Hertogenbosch, onder “Meer regels en procedures”).
4.De beslissing
5 januari 2022 om 09.30 uurzullen verschijnen voor het hof dat daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch, met de hiervoor onder 3.10 vermelde doeleinden;
binnen twee wekenna de datum van dit arrest een kopie van het volledige procesdossier
in viervoudzal indienen bij het hof;