ECLI:NL:GHSHE:2021:3521

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
200.290.093_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarige na echtscheiding met bijzondere aandacht voor omgangsregeling en veiligheid

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een voorlopige zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, heeft grote bezwaren tegen de omgang van de vader met hun kind, vooral vanwege de veroordeling van de vader voor het voorhanden hebben en verspreiden van kinderporno. De moeder verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, waarbij de omgang niet bij de vader thuis zou plaatsvinden, maar onder begeleiding van een instantie. De vader verzet zich tegen deze wijziging en stelt dat de omgang goed verloopt en dat de veiligheid van het kind gewaarborgd is door de begeleiding.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat, ondanks de zorgen van de moeder, de omgang tussen de vader en het kind onder begeleiding van AnaCare ook bij de vader thuis kan plaatsvinden. Het hof oordeelt dat de veiligheid van het kind voldoende gewaarborgd is en dat de omgang in het belang van het kind is. De rechtbank zal in de toekomst verder moeten beslissen over de uitbreiding of wijziging van de omgangsregeling.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en dat de omgangsregeling wordt aangepast, waarbij de vader en het kind contact hebben onder begeleiding van AnaCare. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 november 2021
Zaaknummer: 200.290.093/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/253308 / FA RK 18-2865
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.H.M. Nijsten,
tegen
[de vader],
in deze zaak woonplaats kiezende te [kantoorplaats] op het kantoor van zijn advocaat,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.P.E. van Tulden.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017.
Als informant is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling en/of de GI,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 november 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt voor wat betreft de daarbij vastgestelde voorlopige zorgregeling – en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vader gedurende 1 keer per 3 weken omgang kan hebben met [minderjarige] bij AnaCare, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek gewijzigd in die zin dat de omgang niet bij AnaCare plaatsvindt maar bij [organisatie] in [plaats] onder begeleiding van AnaCare.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 23 april 2021, heeft de vader verzocht het door de moeder ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en voormelde beschikking in stand te laten met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
  • het gedeeltelijke procesdossier in eerste aanleg, ingekomen op 4 maart 2021;
  • het verzoekschrift tot echtscheiding, ingekomen op 16 maart 2021;
  • het rapport van de raad van 23 april 2020, ingekomen op 25 maart 2021;
  • het tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde arrest van dit hof van 15 oktober 2021 en het raadsrapport d.d. 9 september 2021;
  • het na de mondelinge behandeling met toestemming van het hof op 20 oktober 2021 ingekomen tussenarrest van dit hof van 1 april 2021.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Nijsten;
  • de vader, bijgestaan door mr. A. van der Toorn, waarnemende zijn kantoorgenote mr. Van Tulden;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is geboren [minderjarige] , op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
3.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.3.
[minderjarige] staat met ingang van 19 mei 2020 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 29 mei 2022. [minderjarige] heeft eerder van 17 december 2018 tot 17 december 2019 onder toezicht gestaan.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover in deze procedure van belang – in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij er tussen de vader en [minderjarige] twee begeleide contactmomenten per drie weken zijn, waarbij Anacare de begeleidende instantie is en de GI de regie voert en waarbij wordt toegewerkt naar een vier uur durend contactmoment bij de vader thuis volgens het schema:
  • de eerste 5 momenten 1 uur contact;
  • de volgende 3 contactmomenten duren 1,5 uur;
  • de daarop volgende 3 contactmomenten duren 2 uur;
  • de daarop volgende 3 contactmomenten duren 2,5 uur;
  • de daarop volgende 3 contactmomenten duren 3 uur;
  • de daarop volgende 3 contactmomenten duren 3,5 uur;
  • de daarop volgende 3 contactmomenten duren 4 uur;
  • feestdagen en vakanties worden in dit schema ingepast.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. De vader is veroordeeld voor het voorhanden hebben en verspreiden van kinderporno. Hierdoor heeft de moeder een groot wantrouwen richting de vader. De moeder wil dat de omgang begeleid wordt. Verder wil de moeder niet dat er omgang bij de vader thuis plaatsvindt, ook niet als de omgang wordt begeleid. De vader geeft geen openheid van zaken. Hij geeft geen inzicht in het verloop van zijn hulpverleningstraject. De vader moet inzage verschaffen in de rapportages van reclassering, [instantie] en het NIFP. De moeder wil in ieder geval weten wat de conclusies zijn, althans wat het recidivegevaar is, dan wel dat er door een gedragsdeskundige van de raad naar wordt gekeken. De angst van de moeder zal echter nooit weggaan. De moeder heeft contact met een psycholoog.
Een uitbreiding van het contact is niet in het belang van [minderjarige] . Er vindt nu 3,5 uur contact plaats en dit is het maximaal haalbare voor [minderjarige] . De moeder is recent nog gebeld of zij [minderjarige] eerder wilde komen ophalen omdat [minderjarige] uitgespeeld was.
3.7.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. De vader is in hoger beroep veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk en zonder bijzondere voorwaarden. [minderjarige] is enthousiast als ze haar vader ziet en de contactmomenten verlopen goed. Door de begeleide omgang is de veiligheid van [minderjarige] gewaarborgd. Dat de communicatie tussen de ouders niet goed loopt is vooral aan de moeder te wijten aangezien zij steeds nieuwe procedures start. De vader vindt het vanwege zijn privacy niet nodig inzage te geven in de NIFP-rapportage. De moeder is de gelegenheid geboden in gesprek te gaan met de behandelaren van de man bij [instantie] , maar daarvan heeft zij geen gebruik gemaakt.
Alle dwangsommen zijn verbeurd en geïncasseerd. Er moet dan ook een dwangsom aan de nakoming van de zorgregeling gekoppeld worden.
3.8.
De GI brengt, kort samengevat, het volgende naar voren. De ouders zijn in staat om met elkaar te overleggen. Zo is in onderling overleg de zorgregeling aangepast omdat [minderjarige] inmiddels naar school gaat. De moeder is een goede moeder en de vader laat tijdens de begeleide omgang zien dat hij een goede vader is. De GI is van mening dat het contact tussen [minderjarige] en de vader bij de vader thuis kan plaatsvinden, maar voor de moeder is dat ondenkbaar. Er moet een regeling komen die voor beide ouders haalbaar is.
Bij de moeder lijkt sprake van een fundamenteel wantrouwen. De vader heeft weliswaar geen inzage gegeven in de rapportages, maar hij heeft de moeder wel de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan met zijn behandelaren bij [instantie] . De GI heeft met de vader een aantal vragen besproken die door de moeder zijn gesteld. De vader heeft de GI toestemming gegeven om met zijn ouders in gesprek te gaan. De GI vraagt zich af of dit alles, dan wel inzage in de rapportages, voor de moeder voldoende gaat zijn om weer vertrouwen in de vader te krijgen.
3.9.
De raad brengt, kort samengevat, het volgende naar voren. De raad heeft niet de beschikking over de rapportages. De raad ziet niets in het laten beoordelen van de rapportages door de raad en het hof daarover te adviseren. Dit advies moet immers onderbouwd worden en dat gebeurt aan de hand van de inhoud van het rapport en dat wil de vader niet prijsgeven. Het hof zou wel de beschikking moeten krijgen over de rapportages, zodat er duidelijkheid komt over het recidivegevaar. Indien het recidivegevaar gering is, kan de moeder aangeven dat er begeleide omgang bij de vader thuis kan gaan plaatsvinden. Vervolgens moet gekeken worden of er toegewerkt kan worden naar onbegeleide omgang.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] dient te worden vastgesteld.
3.10.3.
Uit de verklaringen van de moeder ter zitting en hetgeen uit de overige stukken naar voren komt concludeert het hof dat de moeder haar vraagtekens zal zetten bij ongeveer alle informatie die zij van de vader krijgt, gelet op de voorgeschiedenis van de ouders en het wantrouwen dat de moeder daardoor jegens de vader heeft opgebouwd. De aard van de delicten waarvoor de vader is veroordeeld, te weten het downloaden en bezit van (extreme) kinderporno vormt – begrijpelijk – een extra drempel voor de moeder om de vader toe te staan uitgebreider dan nu contact met [minderjarige] te hebben. Het siert de moeder dat zij desondanks daarover steeds in gesprek blijft met zowel de gezinsvoogd als de vader.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking beslist dat er vooralsnog slechts begeleide contacten zullen zijn tussen de vader en [minderjarige] , zodat het beoordelingskader van het hof daartoe beperkt blijft.
Naar het oordeel van het hof heeft het, gelet op dat beperkte beoordelingskader, thans geen meerwaarde om de moeder of het hof inzage te verschaffen in (gedeelten van) de rapportages van [instantie] , reclassering en/of het NIFP. De informatie uit deze rapportages zal naar verwachting immers geen wijziging brengen in het op dit moment bestaande wantrouwen van de moeder ten opzichte van de vader.
De rechtbank zal nog nader moeten beslissen over eventuele uitbreiding of wijziging van de vorm waarin er in de toekomst contact kan plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] . Het hof gaat ervan uit dat de rechtbank in die afwegingen de aard van de strafrechtelijke feiten die ten grondslag liggen aan de veroordeling van de vader en de overwegingen van zowel de rechtbank als het gerechtshof in de vonnissen in de strafzaak ten aanzien van de psychische gesteldheid en de overige persoonlijke omstandigheden van de vader zal betrekken.
3.10.4.
Op dit moment vindt er eenmaal per twee weken 3,5 uur omgang plaats tussen de vader en [minderjarige] bij [organisatie] onder begeleiding van AnaCare. Deze omgang verloopt goed.
Naar het oordeel van het hof kan de omgang tussen [minderjarige] en de vader in deze frequentie en in dezelfde vorm, namelijk kortdurend en onder begeleiding van AnaCare, eveneens bij de vader thuis gaan plaatsvinden. Doordat de omgang begeleid plaatsvindt is de veiligheid van [minderjarige] naar het oordeel van het hof voldoende gewaarborgd, ook in de thuissituatie bij de vader.
Het hof acht deze frequentie en omvang voor nu dan ook wenselijk in het belang van [minderjarige] . Dat de moeder [minderjarige] een keer eerder heeft moeten ophalen en dat het voor de moeder ondenkbaar is dat de omgang bij de vader thuis zal plaatsvinden maakt het voorgaande niet anders.
3.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als volgt.
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 november 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor wat betreft de daarbij vastgestelde voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
en opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] een
voorlopige begeleide regelingvast, inhoudende dat er tussen de vader en [minderjarige] contact plaatsvindt onder begeleiding van AnaCare en waarbij de GI de regie voert:
  • nog een keer (volgens de huidige frequentie van een keer per twee weken) 3,5 uur in [organisatie] te [plaats] ;
  • vervolgens een keer per twee weken 3,5 uur bij de vader thuis;
  • feestdagen en vakanties worden in dit schema ingepast;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.D.M. Lamers en P.M.M. Mostermans en is op 23 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.