ECLI:NL:GHSHE:2021:3520

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
20-001725-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal en aanranding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 13 augustus 2020 was gewezen. De verdachte, geboren op 1 januari 1967, werd beschuldigd van diefstal van een mobiele telefoon en aanranding. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een telefoon van aangever [aangever 1] en het onrechtmatig aanraken van de vagina van aangever [aangever 2]. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding aan aangever [aangever 2]. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001725-20
Uitspraak : 23 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-268546-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag 1] 1967,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 14 augustus 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van gronden.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van hetgeen onder 1 en 2 aan de verdachte tenlastegelegd is. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 10 november 2019 te Eindhoven een telefoon (merk Samsung S5), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2019 te Eindhoven, een goed, te weten een telefoon (merk Samsung S5), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 10 november 2019 te Eindhoven, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds grijpen in, althans betasten/aanraken van, de (met kleding bedekte) vagina van [aangever 2] , die [aangever 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten, althans het aanraken, van de vagina van die [aangever 2] ;
3.
hij op of omstreeks 10 november 2019 te Eindhoven, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon en/of een goed van verdachtes gading, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen zijn, verdachtes, hand in de jaszak van die [aangever 2] heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 10 november 2019 te Eindhoven een telefoon (merk Samsung S5), die toebehoorde aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 10 november 2019 te Eindhoven door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds grijpen in de met kleding bedekte vagina van [aangever 2] , die [aangever 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het aanraken van de vagina van die [aangever 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 en 2

1.

Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2019 incl. bijlage goederen (pg. 20-22), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 1] :

(pagina 20)
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn mobiele telefoon. De telefoon betreft een zwarte Samsung S5 Neo. De telefoon zat in een roze doorzichtig hoesje met een blauwe slang erop. Vandaag, zaterdag 10 november 2019 omstreeks 1.45 uur stonden mijn vriendin [getuige 1] en ik in de rij voor de Silent Disco op het Stratumseind in Eindhoven. Op een gegeven moment voelde ik dat er iemand tegen mijn rug duwde. Ik had mijn tasje op mijn rug hangen. Op het moment dat ik mijn tasje checkte zag ik dat het tasje open stond en dat mijn telefoon eruit was gehaald. [getuige 1] zei toen tegen mij dat zij de man had zien weg lopen die eerst achter ons stond en al meerdere keren tegen ons aan duwde. [getuige 1] heeft niet gezien dat de man ook daadwerkelijk de telefoon uit mijn tasje haalde. [getuige 1] omschreef de man als volgt:
- 35 a 40 jaar
- ongeveer 1.80 m groot
- zwarte jas
- blanke huid
Ik heb dit toen direct aan de politie doorgegeven. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2019 (pg. 25-26), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

(pagina 25)
Op zondag 10 november 2019, omstreeks 01.55 uur, waren wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , werkzaam binnen het horecadetachement van Eindhoven centrum. Wij waren gekleed in opvallende politiekleding, voorzien van een gele reflecterende hoes. Wij verplaatsten ons te voet.
Op genoemde dag, datum en tijd liepen wij ter hoogte van het bruggetje gelegen op het Stratumseind. Aldaar werden wij aangesproken door twee meiden. Dit bleken later de volledig te noemen aangever/benadeelde [aangever 1] , geboren op [geboortedag 2] 2000 te Groningen en de later volledig te noemen getuige [getuige 1] , geboren op [geboortedag 3] 2000 te Veldhoven, te zijn.
Wij hoorden van aangever/benadeelde [aangever 1] dat ze zojuist, omstreeks 01.45 uur, in de rij van de Silent Disco stond en dat ineens haar telefoon uit haar handtas werd weggenomen. We hoorden dat het ging om een zwarte Samsung S5 neo voorzien van een roze telefoonhoes met hierop een blauwe slang. We hoorden van getuige [getuige 1] dat ze, net nadat het gebeurde, een man zag weglopen. Ze kon de man als volgt omschrijven;
- tussen de 35 jaar en 40 jaar oud
- 1.80 meter groot
- zwarte gewatteerde jas
- kaal hoofd
Op zondag 10 november 2019, omstreeks 02.00 uur, stonden wij verbalisanten ter hoogte van [locatie] , gelegen op het Stratumseind. Wij zagen dat de portiers van [locatie] ons een man overhandigde. Wij hoorden van een van de portiers dat de man zojuist een aanranding had gepleegd. Wij zagen dat de man rond de 35-40 jaar oud was, een zwarte gewatteerde jas droeg en een kaal hoofd had. Gezien dit signalement moesten wij meteen denken aan de verdachte van de diefstal telefoon.
Ik, [verbalisant 2] , heb meteen het legitimatiebewijs van de verdachte gevorderd. Ik zag dat het ging om de later volledig te noemen verdachte; [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1967 te [geboorteplaats]
Ik, [verbalisant 2] , vroeg de verdachte in de Nederlandse taal, welke hij gebrekkig sprak, of hij zijn zakken wilde leegmaken. Ik zag dat de verdachte dit begreep en twee telefoons uit zijn zakken haalde. Wij verbalisanten zagen meteen dat een telefoon een zwarte Samsung betrof voorzien van roze hoesje met achterop een slang.

3.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2019 (p. 31) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op zondag 10 november 2019 werd verdachte [verdachte] aangehouden voor aanranding.
Ik verbalisant ben naar de cel van de verdachte gegaan. Toen ik de verdachte de telefoon met de roze hoes toonde hoorde ik dat de verdachte tegen mij zei dat deze telefoon niet van hem was.
De telefoon welke eigendom was van de aangever [aangever 1] . Is na de aangifte direct teruggegeven aan de aangeefster.
Feit 2

1.

Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2019 om 16.50 uur (pg. 4-5), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 2] :

(pagina 4)
Ik doe aangifte van aanranding/poging diefstal. Op 10 november 2019, was ik omstreeks 02.00 uur in [locatie] gelegen op het Stratumseind. Ik was naar de wc geweest. Ik liep de trap af en wilde naar buiten lopen. Op het donkere stuk onder aan de trap werd ik opeens bij geslachtsdeel gegrepen. De man pakte mij echt stevig vast. (…) Ik schrok hiervan en duwde hem weg. Ik heb het gemeld bij de portier van het café. Korte tijd later werd de man welke mij had vastgepakt naar buiten gezet en meegenomen door de politie.
Ik kan de man als volgt omschrijven;
- man
- kaal hoofd
- donker gekleed
- zwarte jas
- ongeveer 45 jaar.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.

Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 10 november 2019 (pg. 6-8), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 2] :

(pagina 6)
Zoals ik al vertelde heeft de verdachte mij bij mijn kruis gegrepen. (…) Op het moment dat ik in mijn kruis gegrepen werd had ik een soort van nijpend gevoel. Het deed pijn en doet nu nog pijn. Ik had zoiets van "what the Fuck". Het maakt het ook erge omdat het gebeurde op een donkere plek. (…) Het incident heeft nu ook een impact op de intimiteit met mijn man. Ik vind het moeilijk om uit te leggen maar dit heeft echt tijd nodig. Ik ben er erg van ontdaan. U vraagt mij hoelang zijn hand op mijn kruis heeft gezeten. Ik weet dit echt niet meer. Ik was zo geschrokken van het hele gebeuren.

3.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2019 (pg. 9-10), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :

(pagina 9)
Ik was op zondag 10 november 2019 op stap in [locatie] op het Stratumseind te Eindhoven. Ik was met een vriendin en met haar moeder genaamd [aangever 2] . [aangever 2] en ik liepen van de trap in het café naar beneden en ik zag een kale, buitenlandse (…) man voor de trap staan. Ik zag dat hij voor [aangever 2] stond en (…) met zijn rechterhand het kruis van [aangever 2] vastpakte. [aangever 2] en ik liepen snel door en spraken de portier aan. De portier liep naar binnen en kwam met een man naar binnen. Ik herkende de man direct als de man die [aangever 2] betastte. Hierna spraken we de politie aan en werd de man aangehouden.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en, met name, overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging bepleit dat de verdachte in onvoldoende mate kan worden verbonden aan feit 1. Het signalement dat van de verdachte werd gegeven is te algemeen en kan op te veel andere personen van toepassing zijn. Verder wordt niet eenduidig verklaard over de haardracht en huidskleur van de verdachte. Ten slotte heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon niet gestolen heeft maar dat hij deze heeft gevonden, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat het van de verdachte gegeven signalement voldoende overeenkomt met de kenmerken van de verdachte. Dat dit niet volledig het geval is, acht het hof niet verwonderlijk nu waarnemingen van getuigen niet onfeilbaar zijn. Bovendien kunnen waarnemingen ook beïnvloed worden waardoor de signalementen onderling op ondergeschikte punten van elkaar verschillen. Zo was het ten tijde van het feit donker, waardoor door lampen en schaduwen waarnemingen vertekend kunnen raken.
Voorts acht het hof in dit verband van belang dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard aan te slaan op het signalement van de man die door de portiers naar buiten werd gezet. Het signalement waarop zij aansloegen, en dat zij van getuige [getuige 1] opgegeven hebben gekregen, komt overeen met het signalement van de verdachte. Bovendien was dit slechts 15 minuten nadat aangeefster heeft verklaard dat haar telefoon gestolen was. Uiteindelijk is onder de verdachte de telefoon van aangeefster inbeslaggenomen, wat blijkt uit het kenmerkende roze hoesje met een slang, en uit het feit dat de naam van aangeefster op het scherm van de telefoon stond. [2]
De verklaringen van de verdachte dat hij de telefoon gevonden heeft, acht het hof ongeloofwaardig, immers strijdig met de bewijsmiddelen. Daaraan voegt het hof toe dat de verdachte wisselende en onderling tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Bij het politieverhoor d.d. 10 november 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon buiten in de bosjes heeft gevonden. Vervolgens heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 augustus 2020 verklaard dat hij de telefoon in de disco op de grond heeft gevonden. Ten slotte heeft de verdachte, waaronder ter terechtzitting in hoger beroep, verklaard dat de telefoon plotseling was verschenen in zijn broekzak, en hij niet wist hoe deze daar was gekomen.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van feit 1 strekkende verweer.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging bepleit dat sprake lijkt te zijn van een wegnemende handeling van verdachte waarbij per abuis het kruis van aangeefster is aangeraakt. Daarom is geen sprake van een primair seksuele intentie waardoor het ontuchtige karakter van de handeling onvoldoende aanwezig is om deze te kunnen kwalificeren als een ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat, wil men kunnen spreken van een ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, sprake moet zijn van een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Of een handeling als ontuchtig moet worden aangemerkt hangt af van de omstandigheden waaronder die handeling is verricht.
Het hof kwalificeert de gedraging van de verdachte als een ontuchtige handeling. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder de handeling is verricht. De verdachte heeft een voor hem onbekende vrouw in een uitgaansgelegenheid, onverhoeds en stevig bij haar vagina gegrepen. Hij heeft daarbij dermate veel kracht gezet dat het slachtoffer daar ruim 14 uur later nog pijn aan heeft overgehouden. Hieruit en mede gelet op de aard en plaats van de handeling is er naar het oordeel van het hof geen sprake van een toevallig aanraken bij het pogen iets van aangeefster te stelen, maar ontegenzeggelijk van een seksuele handeling die in strijd is met de sociaal-ethische norm.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van feit 2 strekkende verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft primair verzocht dat het hof aan de verdachte geen – zo begrijpt het hof – onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte zal opleggen langer dan het voorarrest dat verdachte al heeft ondergaan, maar in plaats daarvan een taakstraf aan de verdachte zal opleggen. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte kampt met een alcoholverslaving en wacht op een plek in een verslavingskliniek. Het zou ongelukkig zijn wanneer er een plek in een desbetreffende kliniek vrijkomt en de verdachte op dat moment gedetineerd is, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een telefoon [aangever 1] . Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [aangever 1] . Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij [aangever 2] heeft aangerand door haar bij haar vagina te grijpen. Hiermee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het is dit soort gedrag waardoor vrouwen niet altijd meer veilig in de openbare ruimte kunnen verblijven omdat ze vrezen voor ongewenste handtastelijkheden. Ook geeft de verdachte er geen blijk van dat hij op enigerlei wijze rekening gehouden heeft met de impact die zijn handelen op het slachtoffer heeft gehad. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 april 2021, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof hieromtrent gebleken dat de verdacht kampt met een alcoholverslaving, en wacht op een plaats in een kliniek om van die verslaving af te komen. Voorts krijgt de verdachte lijfgeld van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en heeft hij twee zussen in Nederland die hem bijstaan en helpen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Het hof komt hiermee tot een hogere straf dan de politierechter heeft opgelegd en dan de advocaat-generaal heeft gevorderd (voor alle drie de ten laste gelegde feiten). Het hof is van oordeel dat deze straf passend is gelet op de ernst van de door het hof bewezenverklaarde twee feiten, met name het onverhoeds in een uitgaansgelegenheid hardhandig grijpen in de vagina van een onbekende vrouw.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen.
Ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Het hof is van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Met betrekking tot de immateriële schade zal het hof de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen 10 november 2019, te weten de datum van het bewezenverklaarde feit. Het hof zal ten slotte de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [aangever 2] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het feit tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 246 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [aangever 2] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. Ch.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 23 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam De Kempen, registratienummer PL2100-2019236587, afgesloten d.d. 13 november 2019 door verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 59). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Dossierpagina 31.