In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 4 september 2019 was veroordeeld voor het voorhanden hebben van munitie van categorie III en het besturen van een auto met een ongeldig verklaard rijbewijs. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 6 weken opgelegd en de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring, maar enkel tegen de strafmaat. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld met de verklaring van de verdachte, die instemde met de bewezenverklaring. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf bevestigd, maar met een gedeeltelijk voorwaardelijk karakter, en de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast. De beslissing is gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.