ECLI:NL:GHSHE:2021:3519

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
20-003056-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van munitie en ongeldig rijbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 4 september 2019 was veroordeeld voor het voorhanden hebben van munitie van categorie III en het besturen van een auto met een ongeldig verklaard rijbewijs. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 6 weken opgelegd en de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring, maar enkel tegen de strafmaat. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld met de verklaring van de verdachte, die instemde met de bewezenverklaring. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf bevestigd, maar met een gedeeltelijk voorwaardelijk karakter, en de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast. De beslissing is gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003056-19
Uitspraak : 15 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 september 2019, parketnummer 03-127523-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 96-008697-19, 96-252175-17 en 03-702558-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het voorhanden hebben van munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie (hierna te noemen: feit 1) en het besturen van een personenauto met een ongeldig verklaard rijbewijs van categorie B (hierna te noemen: feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging van de eerder onder parketnummer 96-008697-19 en parketnummer 96-252175-17 opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, respectievelijk een gevangenisstraf voor de duur van 1 week. De politierechter heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 03-702558-17.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring door de politierechter, maar is uitsluitend een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf, de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en de toepasselijke wetsartikelen.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat de door de politierechter in het beroepen vonnis opgenomen bewijsmiddelen aanvulling behoeven met het navolgende:
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 1 juni 2021, voor zover inhoudende:
“U, voorzitter, houdt mij de bewezenverklaring door de politierechter van feit 1 en feit 2 voor (paragraaf 5.3, pagina’s 4 en 5, van het vonnis van de politierechter van 4 september 2019) en u vraagt mij of ik het eens ben met die bewezenverklaring. Ik ben het eens met de bewezenverklaring door de politierechter van feit 1 en feit 2.”
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben van munitie brengt onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met zich mee, aangezien dergelijke munitie, gecombineerd met een wapen, gebruikt kan worden om anderen ernstig letsel toe te brengen of te bedreigen.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto met een ongeldig verklaard rijbewijs. Blijkens het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2021 is hij reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Nog geen twee maanden voor het onderhavige feit, namelijk bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 17 april 2019, is de verdachte ter zake van het tweemaal besturen van een motorrijtuig met een ongeldig verklaard rijbewijs, terwijl hij eenmaal ook nog verkeerde onder invloed van alcohol, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk. Ook een jaar eerder is de verdachte door de politierechter in de rechtbank Limburg bij vonnis van 29 maart 2018, naast een taakstraf, tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De verdachte was ten tijde van het onderhavige feit dus een gewaarschuwd man, aangezien hij daarvoor bij herhaling - deels voorwaardelijk - voor een soortgelijk verkeersdelict was veroordeeld. Die veroordelingen hebben de verdachte er echter niet van weerhouden om wederom in de fout te gaan. Het hof rekent dit de verdachte aan. Ook een eerdere geldelijke transactie voor overtreding van de Wet wapens en munitie heeft niet kunnen voorkomen dat de verdachte opnieuw die wet heeft overtreden.
Het hof is van oordeel dat in het algemeen bij de straftoemeting aansluiting kan worden gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor het besturen van een motorrijtuig in geval van een ongeldig verklaard rijbewijs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Voor het voorhanden hebben van gas-/knalpatronen heeft het LOVS als uitgangspunt een geldboete vanaf € 170,00 bij meer dan 20 patronen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. In hetgeen de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - te weten dat zich een ommekeer in het leven van de verdachte heeft voorgedaan en dat hij zich (inmiddels opnieuw) heeft ingeschreven voor de door het CBR opgelegde cursus - ziet het hof geen aanleiding van een dergelijke strafmodaliteit af te zien.
Resumerend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Parketnummer 96-008697-19
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft op 3 juni 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg te Maastricht van 17 april 2019 onder parketnummer 96-008697-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Parketnummer 96-252175-17
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft op 3 juni 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg te Maastricht van 29 maart 2018 onder parketnummer 96-252175-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt
Parketnummer 03-702558-17
Bij vordering van 3 juni 2019 heeft de officier van justitie in het arrondissement Limburg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank te Limburg van 23 juni 2017 onder parketnummer 03-702558-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij is vermeld dat de verdachte bij voormeld vonnis is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. De officier van justitie vordert dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van vermelde, voorwaardelijk opgelegde, gevangenisstraf. In hoger beroep is deze vordering opnieuw aan de orde.
Het hof constateert dat de verdachte blijkens de zich in het dossier bevindende stukken betreffende dit parketnummer bij voormeld vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Limburg te Maastricht van 23 juni 2017 op tegenspraak is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Dezelfde informatie vindt zijn weerslag in het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2021, waardoor het evident is op welke voorwaardelijke veroordeling deze vordering ziet. Dat de officier van justitie de vordering - al dan niet abusievelijk - in omvang heeft beperkt, doet, anders dan de politierechter, naar het oordeel van het hof aan de ontvankelijkheid niets af.
Het hof verstaat de vordering van de officier van justitie derhalve aldus dat deze is beperkt en slechts ziet op een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, namelijk op 1 week van de 2 maanden.
Nu is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het hof van oordeel dat de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zoals gevorderd dient te worden gelast, te weten 1 week.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg te Maastricht van 17 april 2019, gewezen onder parketnummer 96-008697-19, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg te Maastricht van 29 maart 2018, gewezen onder parketnummer 96-252175-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg te Maastricht van 23 juni 2017, gewezen onder parketnummer 03-702558-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het bovenstaande.
Dit arrest is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. Middelkoop, griffier,
en op 15 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.