In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Stelbograaf B.V. tegen Emon B.V. naar aanleiding van een geschil over een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 18 juli 2018, betrof de verwijdering van een bitumineus dak en de installatie van nieuwe dakpanelen. Stelbograaf vorderde in eerste aanleg onder andere schadevergoeding voor waterschade en kosten voor de verwijdering van de dakbedekking. De rechtbank Zeeland-West-Brabant wees de vorderingen van Stelbograaf gedeeltelijk toe, maar wees ook een aantal vorderingen af en veroordeelde Stelbograaf in de proceskosten van het incident.
In hoger beroep heeft Stelbograaf twee grieven geformuleerd en verzocht om vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat Stelbograaf haar eis heeft gewijzigd, maar dat deze wijziging mogelijk niet tijdig aan Emon is kenbaar gemaakt. Het hof heeft daarom besloten om de zaak aan te houden en Stelbograaf de gelegenheid te bieden om de eiswijziging alsnog bij exploot aan Emon kenbaar te maken. De zaak is verwezen naar de rol van 11 januari 2022 voor verdere behandeling.
De uitspraak van het hof is gedaan op 23 november 2021 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten van de artikelen 130 en 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die betrekking hebben op de procedurele rechten van partijen in hoger beroep.