ECLI:NL:GHSHE:2021:3486

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
20-002691-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging taakstraf in hoger beroep na strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 19 augustus 2019 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak met parketnummer 02-244606-17. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en 40 dagen hechtenis, met de bepaling dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij, die € 100,00 aan immateriële schade heeft geëist. Het hof heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van € 100,00 aan de Staat ter vergoeding van immateriële schade aan het slachtoffer.

Het hof heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 2 dagen, en bepaald dat indien de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt. De advocaat-generaal heeft afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen. Deze uitspraak is mondeling gedaan door mr. O.M.J.J. van de Loo en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 14 mei 2021.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002691-19

Uitspraak : 14 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, gewezen op het beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingslocatie Breda, van 19 augustus 2019, in de strafzaak onder parketnummer 02-244606-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
De advocaat-generaal doet afstand van zijn recht om beroep in cassatie in te stellen.
Dit arrest is mondeling gewezen door mr. O.M.J.J. van de Loo.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 mei 2021.