ECLI:NL:GHSHE:2021:3469
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderalimentatie is vastgesteld. De man heeft op 26 juli 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 29 april 2021, waarin de rechtbank heeft bepaald dat hij € 700,- per maand aan de vrouw moet betalen voor de kosten van de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Het hof heeft in een eerdere brief aan partijen aangegeven dat de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde zal zijn tijdens de mondelinge behandeling, die op 11 oktober 2021 heeft plaatsgevonden. De vrouw en haar advocaat zijn niet verschenen, terwijl de man vertegenwoordigd was door zijn advocaat, mr. C.C.J. van Pol.
De rechtbank had in haar beschikking van 29 april 2021 de kinderalimentatie voor de kinderen vastgesteld, maar de man betoogde dat de beschikking een tussenbeschikking betreft en dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bestreden beschikking moet worden aangemerkt als een tussenbeschikking, omdat de beslissing over de kinderalimentatie niet in het dictum is opgenomen. Hierdoor is het hof van mening dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, aangezien hoger beroep van tussenbeschikkingen slechts tegelijk met de eindbeschikking kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De beslissing van het hof is op 18 november 2021 openbaar uitgesproken.