In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, heeft de man in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg van 26 november 2020 te vernietigen. Deze beschikking had zijn verzoek tot opheffing van de curatele afgewezen. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.G.P. Voragen, heeft primair verzocht de curatele op te heffen, subsidiair om te zetten naar een minder ingrijpende maatregel van bewind en mentorschap, en meer subsidiair, indien de curatele in stand blijft, om de curator te wijzigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2021 zijn de man, zijn moeder en een vertegenwoordiger van de curator gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder e-mailcorrespondentie en processtukken van de eerste aanleg.
De achtergrond van de zaak betreft een eerdere beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die de man in 2015 onder curatele had gesteld. De man heeft in zijn hoger beroep aangegeven dat de curatele per 16 oktober 2021 was opgeheven en dat er een bewind was ingesteld over zijn goederen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man echter zijn hoger beroep ingetrokken, wat betekent dat hij zijn grieven niet langer handhaafde. Het hof concludeert hieruit dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep. De uitspraak van het hof is gedaan op 18 november 2021.