Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een e-mailbericht d.d. 15 december 2020 van [bestuurder] , bestuurder van [geïntimeerde] , rechtstreeks gericht aan het hof in zowel de Duitse als de Nederlandse taal;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep d.d. 16 december 2020;
3.De beoordeling
De vordering van SOOB bedraagt thans groot ongeveer € 174,=. Verder is er sprake van een belastingschuld groot € 9.154 aan hoofdsom, vermeerderd met kosten en kenbaar uit de brief van de Belastingdienst van 26 oktober 2020.
Uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep is echter niet gebleken dat een dergelijke steun op korte termijn te verwachten is, nu van concreet gezette stappen in het geheel nog geen sprake is. Evenmin is gebleken dat deze steun vervolgens qua omvang groot genoeg zou kunnen zijn om de totale thans gebleken schulden van circa € 27.000.- te voldoen of op afzienbare termijn te voldoen.
Dat de heer [bestuurder] de Nederlandse taal niet zou beheersen en zijn weg niet zou weten te vinden in of jegens het Nederlandse overheidsapparaat, maakt het voorgaande niet anders. Dit komt immers voor zijn rekening en risico als ondernemer die in Nederland actief wenst te zijn.
4.De uitspraak
[geïntimeerde], gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats] , [adres] , in staat van faillissement;