Uitspraak
[handelsnaam],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van [appellant], handelend onder de naam [handelsnaam], tegen [geïntimeerde], een vennootschap gevestigd te [vestigingsplaats]. De zaak draait om de vraag of [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de opleidingskosten van kandidaten die door [appellant] zijn opgeleid, en of subsidies van uitkeringsinstanties zijn verkregen voor deze opleidingen. De rechtbank Oost-Brabant had eerder in een vonnis van 31 oktober 2018 geoordeeld dat [geïntimeerde] niet verantwoordelijk was voor het verkrijgen van deze subsidies.
In het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat [appellant] geen antwoordakte heeft ingediend, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. Het hof heeft de inhoud van eerdere producties en verklaringen van betrokken partijen in overweging genomen. Het hof concludeert dat [appellant] zelf een scholingsovereenkomst met het UWV had en dat hij niet heeft aangetoond dat [geïntimeerde] verantwoordelijk was voor het verkrijgen van subsidies voor de opleidingskosten. De samenwerking tussen partijen was niet zodanig dat [geïntimeerde] risico's van [appellant] op zich nam.
Het hof bekrachtigt het eerdere vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 11.021,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 november 2021.