Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
zaaknummer 200.299.263/01:
zaaknummer 200.299.896/01:
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zijn twee hoger beroepen aan de orde. Het betreft de minderjarige [minderjarige], die onder toezicht is gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder van [minderjarige] en [minderjarige] zelf hebben hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 juli 2021, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp werd verleend. De moeder verzocht om schorsing van de werking van de beschikking, maar trok dit verzoek in tijdens de mondelinge behandeling. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 11 oktober 2021 gehouden, waarbij de advocaten van beide partijen en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de GI aanwezig waren.
Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] gerechtvaardigd is, gezien de ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. De moeder heeft de hulpverlening onvoldoende geaccepteerd en er is onduidelijkheid over de huidige situatie van [minderjarige], die met zijn moeder in Turkije verblijft. De rechtbank had eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp verleend, maar het hof constateert dat de machtiging niet tijdig is uitgevoerd, waardoor deze van rechtswege is vervallen. Het hof verklaart dat de machtiging gesloten jeugdhulp is vervallen en bekrachtigt de ondertoezichtstelling tot 1 juli 2022.
De beslissing van het hof houdt in dat de moeder en [minderjarige] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoeken met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp, maar dat de ondertoezichtstelling in stand blijft. Het hof benadrukt dat de GI zich moet inspannen om zicht te krijgen op de situatie van [minderjarige] en de noodzakelijke hulpverlening te organiseren.