In deze zaak hebben de ouders in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij hun drie kinderen onder toezicht zijn gesteld. De ouders zijn het niet eens met deze beslissing en verzoeken het hof om de beschikking te vernietigen. De rechtbank had de kinderen voor een periode van zes maanden onder toezicht gesteld, tot 25 december 2021, en de ouders zijn van mening dat zij zelf in staat zijn om de zorg voor hun kinderen te dragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2021 zijn de ouders, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. Het hof heeft de minderjarigen de gelegenheid gegeven om hun mening te uiten, wat zij ook hebben gedaan. Het hof heeft de situatie van de kinderen beoordeeld en vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, vooral voor de oudste twee kinderen, die kampen met psychische problemen. De ouders hebben weliswaar stappen gezet in de goede richting, maar het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling voor de oudste kinderen noodzakelijk blijft tot 25 december 2021. Voor het jongste kind, dat inmiddels voldoende ondersteuning heeft, wordt de ondertoezichtstelling beëindigd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor de oudste kinderen en vernietigt deze voor het jongste kind, met als doel de hulpverlening voor de kinderen te waarborgen.