ECLI:NL:GHSHE:2021:3383

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
200.293.372_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarige na wijziging van omstandigheden

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de vader alleen het gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2015, is toegewezen. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, stelt dat er geen wijziging van omstandigheden is die rechtvaardigt dat het gezag alleen aan de vader wordt toegewezen. De vader daarentegen betoogt dat de moeder door haar psychische en verslavingsproblematiek niet in staat is geweest om haar ouderrol adequaat te vervullen en dat het eenhoofdig gezag in het belang van het kind is. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die de situatie van het kind heeft beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en vader sinds 2016 gezamenlijk gezag uitoefenen, maar dat de omstandigheden sindsdien zijn gewijzigd. De moeder heeft in het verleden periodes van instabiliteit gekend, wat heeft geleid tot een situatie waarin de vader het gezag feitelijk alleen heeft uitgeoefend. Het hof concludeert dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat het gezag alleen door de vader wordt uitgeoefend, gezien de onzekere situatie van de moeder en het gebrek aan communicatie tussen de ouders. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 november 2021
Zaaknummer: 200.293.372/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/282018 / FA RK 20-3231
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. C.A.M.J.M. Joosten, thans mr. L.M. van den Dungen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat mr. A.J.D.D. Burhenne.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 27 januari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 april 2021, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het gezamenlijk gezag over [minderjarige] in stand te laten, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 12 juli 2021, heeft de vader verzocht het hoger beroep af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen en voormelde beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van den Dungen;
-de vader, bijgestaan door mr. Burhenne;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 31 mei 2021;
- de brief met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 13 september 2021;
- de brief met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 16 september 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige], op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader.
3.2.
[minderjarige] heeft van april 2016 tot april 2017 onder toezicht gestaan.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader voortaan alleen is belast met het gezag over [minderjarige].
3.4.
Nadien, bij beschikking van 9 september 2021, heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, samengevat, partijen voor een begeleide omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] verwezen naar BOR-traject niveau 2. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat er tweewekelijks tussen de moeder en [minderjarige] een telefonisch contactmoment plaatsvindt.
3.5.
De moeder kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Van een wijziging van omstandigheden die maakt dat alleen de vader met het gezag moet worden belast is geen sprake. Niet is gebleken dat [minderjarige] klem of verloren is geraakt dan wel dreigt te raken tussen de ouders. Een wijziging van het gezag is ook niet in zijn belang. Als het met beide ouders goed gaat is het voor [minderjarige] belangrijk dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. En als het niet goed gaat met de moeder, neemt de vader de juiste beslissingen. Daarvoor is niet nodig dat de moeder het gezag wordt ontnomen. De moeder is minder bereikbaar geweest, maar zij heeft het gezag niet inadequaat uitgeoefend en de vader heeft beslissingen altijd ongehinderd alleen kunnen nemen. In de periode dat het wel goed ging met de moeder is haar nooit iets over gezagskwesties gevraagd. De moeder wil betrokken blijven en kunnen meebeslissen zonder de vader daarbij in de weg te zullen staan.
De moeder is voor haar zwangerschap van [minderjarige] helemaal afgekickt. Na zijn geboorte heeft de moeder een psychose gekregen en anderhalf jaar geleden heeft zij een terugval gehad, waardoor het een tijd niet goed met haar is gegaan. Zij heeft haar leven nu weer op de rit. Zij gebruikt antipsychotica en heeft begeleiding. Tijdens haar huidige zwangerschap blijft de moeder de medicatie gebruiken, omdat zij anders mogelijk ontregeld raakt.
De moeder heeft sinds twee maanden telefonisch contact met [minderjarige] en het BOR-traject via AnaCare is opgestart.
3.7.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Van een wijziging van omstandigheden is wel degelijk sprake. De ouders hadden de intentie om samen een gezin te vormen maar daarvan is al jarenlang geen sprake meer. Aan het klem- en verlorencriterium is voldaan en eenhoofdig gezag is in het belang van [minderjarige]. Door haar problematiek heeft de moeder nooit invulling gegeven aan haar ouderrol en haar gezag niet uitgeoefend. Zij heeft nooit betrokkenheid getoond en zij was vaker niet dan wel in beeld bij de vader en [minderjarige]. De vader kon de moeder regelmatig niet bereiken, waardoor zaken vertraging opliepen. De moeder heeft ook geen goed beeld van wat [minderjarige] nodig heeft.
Het is fijn dat het beter gaat met de moeder, maar dat is nog heel pril. In 2019 leek het ook goed te gaan met de moeder en is de relatie van partijen zelfs korte tijd hersteld, maar al snel bleek het weer niet goed met haar te gaan en heeft zij een terugval gehad. De vader is bang dat het weer verkeerd gaat, zeker nu de moeder zwanger is. Het eenhoofdig gezag brengt rust. De vader is bereid om de moeder te raadplegen, maar hij wil wel alleen de knoop kunnen doorhakken zodat zaken niet stagneren en hij de regie heeft. Partijen communiceren niet met elkaar. De communicatie tussen partijen zal met periodes goed gaan, maar niet altijd en dat wil de vader voorkomen.
De moeder hoeft niet bang te zijn dat zij zonder gezag haar positie als moeder zal kwijtraken. De vader informeert de moeder over [minderjarige] en de vader werkt mee aan de begeleide omgang. Voor [minderjarige] is het fijn dat de moeder weer in beeld is.
3.8.
De raad brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Er zijn een aantal positieve ontwikkelingen: de moeder is bezig haar leven weer op de rit te krijgen, er vindt telefonisch contact tussen de moeder en [minderjarige] plaats en de BOR gaat starten. Ten aanzien van het gezag ligt het lastiger. De vader oefent het gezag feitelijk al zes jaar op een goede manier alleen uit en het is de vraag of gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] is. De positieve ontwikkelingen bij de moeder zijn heel pril. In januari van dit jaar ging het nog niet goed met de moeder en is zij tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank niet verschenen. Bij de uitoefening van het gezag moet je er echter op cruciale momenten zijn om de juiste beslissingen voor het kind te nemen, ongeacht je problematiek. De moeder wil een rol spelen in het leven van [minderjarige], die zij tot nu toe niet heeft gehad. Op dit moment zou de moeder zich beter bezig kunnen houden met de omgang met [minderjarige] en het opbouwen van een stabiele relatie met hem. Dat is voor [minderjarige] belangrijker dan dat de moeder kan meebeslissen. Ook kan het eenhoofdig gezag bijdragen aan een goed contact tussen de moeder en [minderjarige] doordat de vader zich dan over het gezag geen zorgen hoeft te maken.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.2.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader blijkens de aantekening in het gezagsregister vanaf 15 februari 2016 gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] zijn gaan uitoefenen. De omstandigheden zijn nadien gewijzigd. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen, vanwege de situatie van de moeder, het gezag nimmer gezamenlijk hebben uitgeoefend. Bij de moeder is sprake (geweest) van psychische en verslavingsproblematiek en zij is in het verleden niet altijd bereikbaar geweest. De vader heeft gezagsbeslissingen ten aanzien van [minderjarige] steeds alleen genomen en het gezag feitelijk alleen uitgeoefend. De gezagsbeëindiging heeft bij de vader en [minderjarige] rust en duidelijkheid gebracht. Op dit moment gaat het beter met de moeder en is haar situatie stabieler. Van deze positieve ontwikkeling is echter nog pas relatief een korte periode sprake en daarmee is deze situatie nog onvoldoende bestendig, mede gelet op het patroon dat de moeder in het verleden heeft laten zien, waarbij periodes waarin het goed met haar ging werden afgewisseld met periodes waarin het niet goed met haar ging. Gelet op de voorgeschiedenis kan van de vader thans niet worden verwacht dat hij het gezag gezamenlijk met de moeder gaat uitoefenen. Dit brengt te veel onrust en onzekerheid met zich. Tussen partijen vindt geen communicatie plaats. De moeder kan niet aangeven op welke wijze zij invulling wil geven aan het gezamenlijk gezag. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] is pas zeer recent opgestart. Het voorgaande in aanmerking nemende acht het hof het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat het gezag over hem alleen door de vader wordt uitgeoefend. De uitspraak waarnaar de moeder verwijst leidt niet tot een ander oordeel, nu daarin sprake is van andere omstandigheden.
3.9.4.
Het hof merkt nog op dat de beëindiging van het gezag uitdrukkelijk niet betekent dat de moeder haar moederrol niet langer zou kunnen vervullen. De vader heeft ook aangegeven dat de moeder hier niet bang voor hoeft te zijn en dat hij het juist fijn vindt dat de moeder weer bij [minderjarige] in beeld is.
3.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.11.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 27 januari 2021;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.P. de Beij en C.L.M. Smeets en is op 11 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.