ECLI:NL:GHSHE:2021:3351

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
200.277.680_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van dressuurpaard op Grand Prix niveau in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant met betrekking tot de non-conformiteit van een dressuurpaard dat door een professioneel dressuuramazone is aangeschaft. De appellante, handelend onder de naam [handelsnaam] en woonachtig in Japan, heeft het paard gekocht met de verwachting dat het geschikt zou zijn voor Grand Prix dressuur. Echter, na de aankoop bleek het paard afwijkingen in het rechter voorbeen te vertonen, wat de geschiktheid voor het beoogde gebruik in twijfel trok.

De zaak is een vervolg op eerdere uitspraken, waaronder een tussenarrest van 3 augustus 2021. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Nederlands recht van toepassing is. De appellante heeft grieven ingediend, waarbij zij primair een beroep doet op dwaling en subsidiair op non-conformiteit. Het hof heeft geoordeeld dat er een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de feitelijke ongeschiktheid van het paard vast te stellen, en heeft professor P. Brama benoemd als deskundige.

Het hof heeft de partijen verzocht om binnen een week na de uitspraak de benodigde processtukken aan de deskundige ter beschikking te stellen. Tevens zijn er specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden met betrekking tot de afwijkingen in het rechter voorbeen van het paard en de impact daarvan op de geschiktheid als Grand Prix dressuurpaard. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn voorlopig ten laste van de appellante gebracht, en het hof heeft de zaak naar de rol verwezen in afwachting van het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.277.680/01
arrest van 9 november 2021
in de zaak van
[appellante] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] (Japan) en zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Emmen,
tegen
de vennootschap naar Spaans recht
Agropecuaria Fornalis S.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Spanje),
geïntimeerde,
hierna: Agro,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete te ‘s-Hertogenbosch,
als vervolg op het tussenarrest van 3 augustus 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen vonnis van 4 maart 2020.

5.Het verdere geding in hoger beroep

5.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het voornoemde tussenarrest waarbij het hof de zaak naar de rol heeft verwezen voor akte uitlating door partijen;
- de door ieder van partijen genomen akte uitlaten deskundigenbericht, die van Agro met producties.
5.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken, die genoemd in het tussenarrest en die van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

6.1
Het hof roept kort in herinnering dat het in dit geding draait om het door Agro als dressuurpaard op Grand Prix niveau aan [appellante] verkochte en (af)geleverde dressuurpaard [naam paard] . Bij het tussenarrest is kort gezegd al overwogen en beslist dat de Nederlandse rechter bevoegd is, dat Nederlands recht van toepassing is, dat de grieven 1 en 2 van [appellante] doel missen en dat haar grieven 3 tot en met 8 zich toespitsen op de (in rov. 3.3 onder B. genoemde) vorderingen I en II. [appellante] grondt die vorderingen primair op dwaling en subsidiair op non-conformiteit en legt aan allebei ten grondslag (de stelling) dat [naam paard] door afwijkingen in het rechter voorbeen destijds feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard. Voor het in beginsel op [appellante] rustende bewijs van die gestelde feitelijke ongeschiktheid op 12 en/of 20 april 2018 acht het hof een deskundigenonderzoek noodzakelijk, dat bij gebreke van (het kadaver van de overleden) [naam paard] waarschijnlijk aan de hand van de vele ingebrachte stukken en beelden nog mogelijk is. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen zodat partijen zich kunnen uitlaten over de te benoemen deskundige(n) en de voorgenomen vraagstelling voor de deskundige.
6.2
De te benoemen deskundige:
6.2.1
In haar akte stelt [appellante] dat in beginsel één deskundige zal kunnen volstaan, terwijl Agro één persoon als te benoemen deskundige voorstelt. Dit brengt het hof er toe om nu één deskundige te gaan benoemen.
6.2.2
Wat de persoon van de deskundige betreft, stelt [appellante] voor om [deskundige 1] of [deskundige 2] , allebei verbonden aan de faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht, te benoemen. Agro stelt voor professor [deskundige 3] , verbonden aan
de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent, te benoemen.
6.2.3
Nu partijen verschillende personen voordragen, is het hof zelf op zoek gegaan en zal het hof prof. P. Brama , verbonden aan University College Dublin, benoemen. Prof. Brama heeft zich daartoe ook bereid verklaard.
6.3
De aan de deskundige voor te leggen vragen:
6.3.1
Het tussenarrest bevat het voornemen om aan de deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
Kunt u gemotiveerd aangeven of en welke afwijkingen in het rechter voorbeen [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 had?
Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre [naam paard] door die afwijkingen in het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018 feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
Nu beide partijen in hun akte na tussenarrest deze vraagstelling onderschrijven, zal het hof deze drie vragen in ieder geval aan de deskundige(n) voorleggen.
6.3.2
In haar akte stelt [appellante] zeven aanvullende vragen voor. Het hof zal deze niet overnemen omdat die vragen zich niet beperken tot het concrete onderwerp van het in dit stadium van de procedure te gelasten deskundigenonderzoek: de feitelijke afwijkingen in het rechter voorbeen en de daardoor feitelijke (on)geschiktheid als Grand Prix dressuurpaard van [naam paard] op 12 en/op 20 april 2018. De aan de deskundige in ieder geval voor te leggen vragen 1 tot en met 3 zijn al gericht op verkrijging van de daartoe benodigde informatie van feitelijke aard. Voor zover de deskundige aanleiding mocht zien om het hof binnen het kader van het deskundigenonderzoek over bijzondere aspecten (nader) te informeren, bieden de vragen 1 tot en met 3 daarvoor bovendien al de ruimte.
6.3.3
Agro stelt in haar akte vier aanvullende
“Persoonlijke vragen”voor, met name gericht op het verkrijgen van informatie over de opleiding, professionele ervaring, deskundigheid en eerdere opdrachtgevers van de te benoemen deskundige. Het hof zal die niet overnemen omdat een deskundige juist op grond van met name zijn kennis en ervaring op het relevante vakgebied hoort te worden benoemd en dat die niet pas achteraf hoort te (moeten) worden bevraagd. Overigens heeft prof. Brama zijn geschiktheid daarvoor op basis van enkele daarvoor relevante gegevens onlangs ook zelf aan de griffier bevestigd, maar als prof. Brama dat na kennisneming van de concrete gedingstukken anders mocht taxeren, zal hij dat na zijn benoeming (alsnog) kunnen aangeven aan de raadsheer-commissaris.
6.3.4
In haar akte stelt Agro ook vijf aanvullende vragen voor naar
“Wetenschappelijke opvattingen”, vooral gericht op het verkrijgen van informatie over verschillende wetenschappelijke stromingen op het hier relevante onderzoeks- en/of expertisegebied. Het hof zal die niet overnemen omdat zij onvoldoende zien op het concrete onderwerp van onderzoek: de feitelijke afwijkingen in het rechter voorbeen en de daardoor feitelijke (on)geschiktheid als Grand Prix dressuurpaard van [naam paard] op 12 en/op 20 april 2018.
Zoals reeds uit het tussenarrest volgt, oordeelt het hof de verschillende door partijen ingebrachte medische conclusies van dierenartsen onvoldoende om daarover al definitief te kunnen oordelen. De aan de deskundige in ieder geval voor te leggen vragen 1 tot en met 3 zijn al gericht op de verkrijging van de daartoe benodigde verduidelijking van die concrete afwijkingen en (on)geschiktheid van feitelijke aard, waarna het hof vervolgens zal (kunnen) oordelen over de daarop door [appellante] primair gebaseerde dwaling en de subsidiair gestelde non-conformiteit van [naam paard] . Voor het geval de deskundige desondanks zelf aanleiding mocht zien om het hof toch (iets) breder voor te lichten of te informeren, biedt vraag 3 daarvoor al de mogelijkheid.
6.4
Overeenkomstig het in het tussenarrest aangekondigde voornemen zal het hof de door prof. Brama begrote kosten voorlopig ten laste te brengen van [appellante] .
6.5
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en beslist als volgt.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1.
bepaalt een deskundigenonderzoek naar de vragen:
Kunt u gemotiveerd aangeven of en welke afwijkingen in het rechter voorbeen [naam paard] op 12 en/of 20 april 2018 had?
Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre [naam paard] door die afwijkingen in het rechter voorbeen op 12 en/of 20 april 2018 feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
7.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
De heer Pieter Brama DVM, MBA, PhD, DECVS, DRNVA
Full Professor of Veterinary Surgery
[contactgegevens]
E-mail:
[e-mailadres]
Mobile: [telefoonnummer] ;
7.3
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
7.4
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.5
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.6
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.7
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
7.8
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.9
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.1
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 17.760,60, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.11
bepaalt dat [appellante] het voorschot van € 17.760,60 zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
7.12
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.13
benoemt mr. M.G.W.M. Stienissen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.14
verwijst de zaak naar de rol van 8 maart 2022 in afwachting van het deskundigenrapport;
7.15
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellante] ;
7.16
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 november 2021.
griffier rolraadsheer