Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] en over
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
.
- de vader en de moeder belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt bij partijen zullen verblijven:
- de beschikking van 9 april 2019, voor zover daarin is bepaald dat de vader met ingang van 1 augustus 2019 met een bedrag van € 246,-- per maand per kind bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , gewijzigd en nader bepaald dat de vader met ingang van 1 maart 2020 aan de moeder ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een bedrag van € 142,-- per maand per kind betaalt, de niet verschenen termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaald dat in het geval de vader na 1 maart 2020 meer ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de moeder heeft betaald dan € 142,-- per maand per kind, de moeder het door de vader teveel betaalde niet hoeft terug te betalen.
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Partijen dienen het hof uiterlijk op 1 maart 2021 te informeren over de stand van zaken. Met partijen is ter zitting besproken of op dit moment al een beslissing van het hof wordt verlangd over het gezag en de alimentatie. Partijen hebben ingestemd met het eveneens aanhouden van deze onderwerpen.