ECLI:NL:GHSHE:2021:3328
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige met betrekking tot de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 26 augustus 2021 en 8 september 2021 zijn uitgesproken. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Erkens, verzocht om vernietiging van deze beschikkingen, die betrekking hadden op de uithuisplaatsing van haar minderjarige kind, geboren in 2016. De Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door de regio Zuidwest Nederland, was verweerder in deze zaak. De moeder betwistte de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing en voerde aan dat de Raad niet de juiste procespartij was, maar de Staat der Nederlanden, en dat er nieuwe feiten waren die herziening van de eerdere beslissingen rechtvaardigden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2021 werd de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de Gecertificeerde Instelling (GI). De vader van het kind was niet verschenen. De rechtbank had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat er ernstige zorgen waren over de opvoedsituatie van het kind, onder andere door het drugsgebruik van de moeder en de onbetrouwbaarheid in haar zorg voor het kind. Het hof oordeelde dat de gronden voor de uithuisplaatsing aanwezig waren en dat de verzoeken van de moeder om de eerdere beschikkingen te vernietigen, niet konden worden toegewezen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank en wees het meer of anders verzochte af.