In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) voor een periode van zes maanden. De moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag uitoefent, is van mening dat de ondertoezichtstelling niet nodig is, aangezien de vader niet langer betrokken is bij de opvoeding en de kinderen zich goed ontwikkelen. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming zijn van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de onveilige en instabiele situatie waarin de kinderen zich eerder bevonden, met huiselijk geweld als gevolg.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021 zijn de moeder, de GI en de Raad gehoord. De moeder heeft aangevoerd dat de GI inbreuk heeft gemaakt op haar privacy en dat het plan van aanpak niet tijdig is overlegd. Het hof oordeelt dat de GI zich aan de wettelijke vereisten heeft gehouden en dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. Het hof benadrukt dat er zorgen zijn over het gedrag van de kinderen en dat er een risico op ontwikkelingsproblemen bestaat, wat een verdere beoordeling en begeleiding noodzakelijk maakt. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof wijst het verzoek van de moeder af.