ECLI:NL:GHSHE:2021:3320

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
200.289.593_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking inzake ontslag en benoeming van een bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder. De verzoeker, die in hoger beroep ging, had eerder bij de rechtbank Oost-Brabant verzocht om de bewindvoerder te ontslaan, omdat hij vond dat de communicatie met de bewindvoerder niet goed verliep en hij lichamelijke klachten ervoer door de situatie. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door zijn advocaat, verzocht het hof om de eerdere beschikking te bekrachtigen, stellende dat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en vastgesteld dat de verzoeker geen overtuigende argumenten heeft aangedragen die de conclusie rechtvaardigen dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren uitvoert. De communicatieproblemen werden deels veroorzaakt door de verzoeker zelf, die eerder had aangegeven snel antwoorden te willen ontvangen, wat leidde tot een indirecte communicatie via zijn begeleider. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht het verzoek van de verzoeker heeft afgewezen en bekrachtigt de eerdere beschikking. Tevens is besproken dat de bewindvoerder contact zal opnemen met de nieuwe begeleider van de verzoeker om de communicatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 november 2021
Zaaknummer: 200.289.593/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8596672 TD VERZ 20-731
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. W. Kolmans,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. Herculeijns.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 16 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 januari 2021, heeft [verzoeker] het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en tot benoeming van een opvolgend bewindvoerder alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 april 2021, heeft de bewindvoerder het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen zodat de bewindvoerder ongewijzigd aangesteld blijft.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 september 2021.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoeker] , bijgestaan door mr. Kolmans;
  • de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de bewindvoerder] , bijgestaan door mr. Herculeijns.
Tevens heeft [bewindvoerder in opleiding] (in haar hoedanigheid van bewindvoerder in opleiding) de mondelinge behandeling bijgewoond.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van [verzoeker] d.d. 17 september 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de bewindvoerder overgelegde spreekaantekeningen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 7 maart 2017 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, over de goederen die [verzoeker] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van [verzoeker] om de bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen afgewezen.
3.3.
[verzoeker] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[verzoeker] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
Er is wel zeker een gewichtige reden om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een andere bewindvoerder te benoemen. De contacten met de huidige bewindvoerder verlopen niet goed. De communicatie is zakelijk en stroef. Ook moet [verzoeker] vaak lang wachten op een antwoord als hij een vraag heeft gesteld. Hierdoor krijgt hij lichamelijke klachten en hij voelt zich er niet prettig bij.
Bovendien zijn er vaak discussies en is een aantal belangrijke dingen niet goed verlopen. [verzoeker] wil daarom een nieuwe start door een andere bewindvoerder te benoemen.
De door hem beoogde bewindvoerder heeft hij zelf benaderd. In de gesprekken die [verzoeker] met hem heeft gevoerd heeft hij ervaren dat deze bewindvoerder zich beter kan inleven in zijn situatie en hij verwacht dat hij daarom beter met de beoogde bewindvoerder kan samenwerken.
3.5.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van gewichtige redenen die zijn ontslag rechtvaardigen op basis van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Er is goed contact met [verzoeker] en er is sprake van een zorgvuldige behartiging van zijn belangen. De communicatie verliep tot voor kort via de begeleiding van [verzoeker] bij [instantie 1] en dit zal ook het geval zijn met de begeleiding op zijn nieuwe woonplek van [instantie 2] . De communicatie verloopt op deze manier omdat [verzoeker] er in het verleden behoefte aan had om snel een antwoord van de bewindvoerder te krijgen en dit tot veel emailverkeer leidde.
De bewindvoerder benadrukt dat het dossier van [verzoeker] in orde is en het contact met hem nog steeds goed verloopt. Dat er wel eens een meningsverschil is, betekent niet dat er een gewichtige reden bestaat voor het ontslag van de bewindvoerder en de aanstelling van een nieuwe bewindvoerder.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die gewichtige redenen voor het ontslag van de bewindvoerder opleveren.
Niet is gebleken dat de bewindvoerder zijn taken ten behoeve van [verzoeker] niet goed uitvoert. Het hof begrijpt dat [verzoeker] de communicatie met de bewindvoerder stroef vindt verlopen en hij deze contacten als zakelijk ervaart, zodat hij in de bewindvoerder onvoldoende vertrouwen heeft.
Uit de stukken en de toelichtingen tijdens de mondelinge behandeling zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan kan worden gezegd dat de bewindvoerder het vertrouwen van [verzoeker] op enige manier heeft beschaamd. Uit de overgelegde emailberichten van de bewindvoerder aan [verzoeker] volgt juist dat de bewindvoerder veel moeite doet om zaken aan [verzoeker] uit te leggen. Dat er soms sprake is van een meningsverschil maakt dit niet anders. Dat de bewindvoerder zich bijvoorbeeld kritisch heeft uitgelaten over het voornemen van [verzoeker] om in het huwelijk te treden, met alle daaraan verbonden kosten, rechtvaardigt naar het oordeel van het hof niet dat de bewindvoerder haar taak als bewindvoerder niet naar behoren uitvoert. Vast staat immers dat [verzoeker] niet veel te besteden heeft en het is aan de bewindvoerder om te kijken wat binnen de grenzen van het financiële budget van [verzoeker] kan worden uitgegeven. Dat [verzoeker] (desondanks) het gevoel heeft dat er geen vruchtbare samenwerking tussen de bewindvoerder en hem kan zijn, levert op zich geen zwaarwegende grond op voor ontslag van de bewindvoerder.
3.6.3.
Het hof concludeert dat de rechtbank het verzoek van [verzoeker] terecht heeft afgewezen.
3.6.4.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.6.5.
Wellicht ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. De communicatie met de bewindvoerder verliep op verzoek van [verzoeker] meestal niet rechtstreeks met hem maar via zijn begeleider bij de woongroep. Recent is [verzoeker] verhuisd naar een andere woongroep, bij [instantie 2] . Op de mondelinge behandeling is besproken dat de bewindvoerder contact opneemt met de nieuwe begeleider van [verzoeker] en met die begeleider zal afstemmen hoe de communicatie voortaan zal verlopen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 16 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.