Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [dochter 2], wonende te [woonplaats] , dochter van de rechthebbende, hierna te noemen: [dochter 2] , bijgestaan door mr. L. van der Steen;
- [zoon 1], wonende te [woonplaats] , zoon van de rechthebbende, hierna te noemen: [zoon 1] , bijgestaan door mr. C.C.A. Stallen;
- [zoon 2], wonende te [woonplaats] , zoon van de rechthebbende, hierna te noemen: [zoon 2] ;
- [de bewindvoerder], de huidige bewindvoerder, hierna te noemen: de bewindvoerder.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [de mentor tevens dochter 1] , bijgestaan door mr. Rencken;
- [dochter 2] , bijgestaan door mr. Van der Steen;
- [zoon 1] , bijgestaan door mr. Stallen;
- [zoon 2] ;
- [vertegenwoordiger van de bewindvoerder] namens de bewindvoerder.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 juli 2020;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van [de mentor tevens dochter 1] d.d. 18 februari 2021;
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van [de mentor tevens dochter 1] d.d. 4 maart 2021;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van [de mentor tevens dochter 1] d.d. 9 september 2021.
3.De beoordeling
Verder is van belang dat [de mentor tevens dochter 1] zich in het mentorschap belemmerd voelt. Het bewind en mentorschap zijn beter uitvoerbaar wanneer deze maatregelen door één persoon worden uitgevoerd.
Aangezien [zoon 1] opnieuw in een procedure wordt betrokken, acht hij het redelijk dat [de mentor tevens dochter 1] wordt veroordeeld in de proceskosten.