ECLI:NL:GHSHE:2021:3293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
20-002095-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis inzake seksuele handelingen met bewusteloze persoon

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het plegen van seksuele handelingen met een persoon die in staat van bewusteloosheid verkeerde. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs en voerde aan dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in hoger beroep omdat er in eerste aanleg geen vordering was ingediend. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het eerdere vonnis bevestigd, met een aanvulling op de op te leggen sanctie. Tevens werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van het slachtoffer, ter hoogte van € 2.750,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 januari 2017. Het hof overwoog dat de verdachte verregaande seksuele handelingen had verricht met het slachtoffer, wat een grove schending van diens persoonlijke integriteit opleverde. De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002095-19
Uitspraak : 21 januari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 juni 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-812516-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest en voorts zal opleggen de maatregel ex artikel 36f Sv ten bedrage van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs, omdat:
  • de onbetrouwbare verklaring van aangever niet tot het bewijs mag worden gebezigd;
  • sprake zou zijn geweest van vrijwillige seks en
  • er geen bewijs is dat er sprake was van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht.
Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard nu in eerste aanleg geen vordering is ingediend en voeging in hoger beroep niet alsnog kan plaatsvinden.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis onder verbetering en aanvulling van gronden en onder aanvulling van de op te leggen sanctie.
Bewijsmiddelen, verbetering

Noot 13:

Het geschrift, zijnde het rapport Toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van [benadeelde ] van het NFI d.d. 30 maart 2017, pagina
162 en163;
Noot 16:
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina
71 en72.
Verweren, aanvulling

Alternatief scenario

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep wederom het alternatieve scenario geschetst dat sprake is geweest van vrijwillige seks. Het hof verenigt zich met de verwerping van de rechtbank in het bestreden vonnis en overweegt in aanvulling daarop dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep juist niet heeft verklaard dat er sprake was van vrijwillige seks. Hij verklaart nadrukkelijk dat hij het slachtoffer niet kent, hem nooit heeft gezien en dat hij geen seks met hem heeft gehad. Verdachte geeft dus zelf geen alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA bij het slachtoffer. Het verweer wordt aldus verworpen.

Facebookberichten

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep afdrukken van digitale foto’s van facebookberichten overgelegd, welke volgens de verdediging aansluiten bij het scenario van vrijwillige seks.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De facebookberichten zijn pas in een zeer laat stadium overgelegd. Het staat niet vast dat deze berichten afkomstig zijn van het slachtoffer. Bovendien zouden ze in mei 2020, meer dan drie jaar na het tenlastegelegde feit, aan verdachte zijn verstuurd. Daarvoor noch daarna zijn volgens verdachte berichten van deze afzender ontvangen. Het slachtoffer is bovendien nog na mei 2020 door de raadsheer-commissaris gehoord en hij heeft toen volhard bij zijn aangifte. De inhoud van de berichten, al dan niet door het slachtoffer verstuurd, doen niet af aan het bewezenverklaarde.. Het hof gaat, mede gezien de hiervoor vermelde verklaring van verdachte dat hij geen seks met het slachtoffer heeft gehad, dan ook voorbij aan deze Facebookberichten. Dit verweer faalt derhalve eveneens.

Overige verweren

Voor wat betreft de overige in hoger beroep herhaalde verweren - de onbetrouwbaarheid van de verklaring van aangever en het gebrek aan bewijs voor bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht - verenigt het hof zich met de verwerping zoals door de rechtbank gedaan.
Op te leggen sanctie
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde ]
In het procesdossier (in hoger beroep) bevindt zich een schadevergoedingsformulier van het slachtoffer [benadeelde ] , maar niet bekend is wanneer dit formulier is ingediend (een stempel van binnenkomst ontbreekt). Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 6 juni 2019 blijkt dat het slachtoffer op die zitting aanwezig was en dat door zijn begeleider, een medewerkster van Vluchtelingenwerk, is verklaard dat geen vordering tot schadevergoeding is ingediend. De rechtbank heeft, naar het hof aanneemt om die reden, niet op de vordering beslist.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat in eerste aanleg geen vordering tot schadevergoeding is ingediend. Ingevolge artikel 421 lid 1 Sv is de benadeelde daartoe onbevoegd in hoger beroep. De advocate van het slachtoffer heeft, voor zover de vordering tot schadevergoeding niet is ingediend, een verzoek gedaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van 36f Sr.
Het hof stelt voorop dat de schadevergoedingsmaatregel een strafrechtelijke sanctie is die los van de beslissing in de voegingsprocedure kan worden opgelegd, indien en voor zover de verdachte jegens een slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Nu dat hier het geval is, zal een schadevergoeding worden toegewezen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. Het hof stelt vast dat de verdachte ook in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren tegen de gestelde schade.
Uit de bewezenverklaring volgt dat verdachte met het slachtoffer, die in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde, verregaande seksuele handelingen heeft verricht. Met de aard van de bewezenverklaarde gedraging – die een grove schending oplevert van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer – is gegeven dat deze ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast, zoals bedoeld in art. 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek. In redelijkheid moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het slachtoffer door deze gebeurtenis nog lange tijd psychische gevolgen zal ondervinden, zoals ook blijkt uit de door het slachtoffer in het geding gebrachte medische gegevens.
Aan de verdachte zal aldus de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd tot het bedrag van € 2.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade, zijnde 13 januari 2017.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het beroepen vonnis, onder aanvulling van de op te leggen sanctie zoals hierna is opgenomen en met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde ]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde ] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderd en vijftig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 37 (zevenendertig) dagen.

Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 januari 2017.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 21 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.