ECLI:NL:GHSHE:2021:3290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
20-002045-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van poging tot diefstal en belediging van politieagenten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor poging tot diefstal en belediging van politieagenten. De verdachte, geboren in Mogadishu, Somalië, heeft zich schuldig gemaakt aan het proberen te stelen van een camper en het beledigen van twee politieagenten. De politierechter heeft de verdachte hiervoor een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, en daarnaast een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, maar met een gewijzigde strafoplegging van 8 weken gevangenisstraf, waarvan 3 weken voorwaardelijk. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf, verwijzend naar de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte en zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren.

Het hof heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer hebben veroorzaakt. Het hof heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden passend is, gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002045-20
Uitspraak : 10 mei 2021
TEGENSPRAAK(ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-287598-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te Mogadishu (Somalië) op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] ,
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en inklimming (feit 1) en belediging van een politieagent, meermalen gepleegd (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De politierechter heeft daarnaast de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde ] toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging en in zoverre opnieuw rechtdoende, verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van verdachte heeft uitsluitend een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder 3 tenlastegelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, en met de redengeving waarop dit berust, met aanvulling van de strafmotivering.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat het hof verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een gevangenisstraf met een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel zal opleggen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er bij verdachte sprake is van een kentering, dat verdachte zich een gewaarschuwd mens weet en nu iets van zijn leven wil maken. Verdachte heeft de nog openstaande taakstraffen om laten zetten in gevangenisstraf en deze inmiddels ook uitgezeten. Begin april van dit jaar is verdachte op vrije voeten gekomen en heeft hij bij het Leger des Heils op de locatie Westzeedijk te Rotterdam nachtopvang, dagbesteding en een bijstandsuitkering geregeld. Verdachte wil begeleid gaan wonen en daar wordt door de hulpverleners fors op ingezet.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een camper en de belediging van twee politieagenten. Verdachte heeft bij de inbraak in de camper beschadigingen toegebracht die bij het slachtoffer tot schade en overlast hebben geleid. Daarnaast heeft verdachte zijn spullen in de camper gelegd kennelijk met het idee aldaar zijn intrek in te nemen. De omstandigheid dat verdachte in zijn camper is geweest heeft bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid opgeleverd dat zich heeft geuit in nachtmerries, zoals ook blijkt uit hetgeen door [benadeelde ] ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven. Ook het beledigen van twee politieagenten is gedrag dat niet getolereerd kan worden.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten alsmede van de toepasselijkheid van artikel 63 Sr.
Tevens heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het (in een andere strafzaak opgestelde) reclasseringsadvies d.d. 8 januari 2021, waaruit blijkt dat de reclassering (ten tijde van het opstellen van het rapport) geen mogelijkheden meer ziet voor interventies en/of toezicht en dat een ISD-maatregel als reële optie voor de toekomst moet worden gezien. Tevens wordt er melding van gemaakt dat verdachte niet mee heeft gewerkt aan het aanpakken van zijn middelengebruik dat als één van de direct delictgerelateerde factoren wordt gezien.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de door de raadsman geschetste (prille) ontwikkeling in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om hiervan af te wijken, te meer nu niet is gebleken dat verdachte zich inmiddels wel laat behandelen voor zijn middelengebruik.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde straf, te weten een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, passend en geboden is.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 10 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Tuijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.