ECLI:NL:GHSHE:2021:329

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
200.263.062_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na advies bijzondere curator in een familiezorgzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2009, na advies van de bijzondere curator. De vader en moeder zijn in een geschil verwikkeld over de zorgregeling tijdens de zomervakantie. De bijzondere curator, mr. L. Stam, is benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen en heeft een verslag ingediend waarin zij een zorgregeling voorstelt. De ouders hebben verschillende standpunten over de zorgregeling, waarbij de vader de voorkeur geeft aan een andere verdeling van de zomervakantie. Het hof heeft de inhoud van het verslag van de bijzondere curator in overweging genomen en is van oordeel dat de voorgestelde regeling het beste aansluit bij de belangen van de minderjarige. Het hof heeft de zorgregeling voor de zomervakantie in 2021, 2022 en 2023 gewijzigd, waarbij de minderjarige zowel bij de vader als bij de moeder verblijft. De moeder is opgedragen om in september 2023 een nieuw schema voor de zorgregeling voor de jaren 2024 tot en met 2026 op te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 februari 2021
Zaaknummer: 200.263.062/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/340086 / FA RK 18-5414
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.J. Driessen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.C.G. Verlegh.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , in rechte vertegenwoordigd door mr. L. Stam, advocaat te [kantoorplaats] , in haar hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige] , verder te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

9.De beschikking d.d. 17 september 2020

Bij die beschikking heeft het hof mr. L. Stam benoemd tot bijzondere curator voor [minderjarige] om in deze procedure de belangen van [minderjarige] te behartigen met de taakomschrijving zoals beschreven in overweging 7.2. van die beschikking. De taak van de bijzondere curator is met name om zicht te krijgen op hoe [minderjarige] zelf in de voorliggende kwestie staat, wat de gevolgen voor hem zijn van onderhavig geschil tussen de ouders en wat naar het inzicht van de bijzondere curator te zeggen valt over de verdeling van de zorgregeling tijdens de zomervakantie.
Het hof heeft de bijzondere curator verzocht verslag uit te brengen en bepaald dat partijen en de raad tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator hierop schriftelijk aan het adres van het hof kunnen reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlagen van de bijzondere curator van 2 december 2020;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 17 december 2020.
10.2.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht en zal zonder het houden van een nadere
mondelinge behandeling een beslissing nemen.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Uit het verslag van de bijzondere curator dat bij voornoemd V-formulier van 2 december 2020 is ingediend (hierna: het verslag), blijkt, voor zover hier van belang, het navolgende.
Er zit weinig spanning tussen de vader, de moeder en [minderjarige] . Beide ouders hebben plausibele argumenten waarom de zomervakantie in een ‘drie om drie’ schema zou moeten plaatsvinden. De bijzondere curator is van mening dat het probleem ten aanzien van de zomervakantie praktisch op te lossen is, namelijk door zoveel mogelijk drie weken bij de vader en drie weken bij de moeder aan te houden, waarbij de moeder in ieder geval twee weken achter elkaar in de bouwvakvakantie met haar gehele gezin op vakantie kan gaan. Dit voorstel heeft de bijzondere curator uitgewerkt in een schema dat aan het verslag is gehecht. De bijzondere curator meent dat uitgaande van dat schema recht wordt gedaan aan de wensen van zowel de vader als de moeder – namelijk dat de vader drie weken zomervakantie heeft met [minderjarige] en de moeder in ieder geval twee weken achter elkaar op vakantie zou kunnen gaan met haar volledige gezin – én recht wordt gedaan aan het belang van [minderjarige] , dat hij zowel bij zijn vader als bij zijn moeder met het gehele gezin op vakantie kan gaan.
Om die reden verzoekt de bijzondere curator het hof – bij wijze van zelfstandig verzoek – om de door haar voorgestelde zorgregeling voor [minderjarige] voor de zomervakantie in de jaren 2021 tot en met 2023, die staat op bijlage 1 bij het verslag, in de te nemen beschikking vast te leggen en die beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De bijzondere curator verzoekt tevens in die beschikking te bepalen dat de moeder in september 2023 een nieuw schema maakt voor de zorgregeling tijdens de zomervakantie in de drie opvolgende jaren, waarbij eveneens de hiervoor vermelde uitgangspunten dienen te gelden.
11.2.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 17 december 2020, die bij voornoemd V-formulier van 17 december 2020 is ingediend, kort gezegd, bericht dat de moeder akkoord is met de bevindingen van de bijzondere curator zoals die in het verslag zijn weergegeven én met het zelfstandige verzoek van de bijzondere curator.
11.3.
De advocaat van de vader heeft namens de vader geen schriftelijke reactie op het verslag van de bijzondere curator gegeven. Wel blijkt uit het verslag van de bijzondere curator dat de vader het niet eens met de door de bijzondere curator voorgestelde zorgregeling voor de zomervakantie. De reden hiervoor is dat de vader dan altijd de eerste drie weken van de zomervakantie heeft aangezien de bouwvakvakantie grotendeels in de laatste drie weken van de zomervakantie valt.
11.4.
Het hof is, gelijk aan het advies van de bijzondere curator, van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij zowel bij zijn vader als bij zijn moeder met het gehele gezin op vakantie kan gaan. Het hof zal daarom rekening houden met de wens van de vader dat [minderjarige] drie aaneengesloten weken van de zomervakantie bij hem verblijft én met de gebondenheid van de moeder en haar partner aan de bouwvakvakantie. Gelet hierop komt de door de bijzondere curator voorgestelde zorgregeling het meest tegemoet aan het belang van [minderjarige] . Dat het gevolg van deze zorgregeling is dat de vader – in ieder geval in de jaren 2021, 2022 en 2023 – de eerste drie weken van de zomervakantie heeft in plaats van afwisselend het ene jaar de eerste drie weken en het andere jaar de laatste drie weken van de zomervakantie zoals door hem is verzocht, leidt niet tot een ander oordeel.
11.5.
Op grond van het voorgaande zal het hof de zorgregeling voor [minderjarige] tijdens de zomervakantie in 2021, 2022 en 2023 wijzigen als hierna is vermeld.
Met betrekking tot de zorgregeling voor [minderjarige] tijdens de zomervakantie in de jaren 2024, 2025 en 2026 zal het hof – conform het advies van de bijzondere curator – bepalen dat de moeder in september 2023 een schema maakt, waarbij als uitgangspunt geldt dat [minderjarige] zowel bij de vader als bij de moeder drie aaneengesloten weken verblijft én het verblijf van [minderjarige] bij de moeder tenminste twee weken in de bouwvakvakantie is zodat de moeder met haar gehele gezin op vakantie kan gaan.

12.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 april 2019 en, opnieuw beschikkende:
wijzigt de zorgregeling zoals tussen partijen is overeengekomen in het ouderschapsplan, dat
als onderdeel van het echtscheidingsconvenant aan de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 november 2011 is gehecht en daarvan deel uitmaakt, maar uitsluitend zover het betreft de zorgregeling voor de zomervakantie, als volgt:
bepaalt dat het verblijf van [minderjarige] tijdens de zomervakantie in de jaren 2021, 2022 en 2023 tussen de ouders zal worden verdeeld als volgt:
 in 2021:
- bij de vader van vrijdagmiddag in week 29 tot en met vrijdagmiddag in week 32;
- bij de moeder van vrijdagmiddag in week 32 tot en met vrijdagmiddag in week 35;
- bij de vader in het laatste weekend van de zomervakantie;
 in 2022:
- bij de vader van vrijdagmiddag in week 29 tot en met vrijdagmiddag in week 32;
- bij de moeder van vrijdagmiddag in week 32 tot en met vrijdagmiddag in week 35;
- bij de vader in het laatste weekend van de zomervakantie;
 in 2023:
  • bij de vader van vrijdagmiddag in week 28 tot en met vrijdagmiddag in week 31;
  • bij de moeder van vrijdagmiddag in week 31 tot en met vrijdagmiddag in week 34;
  • bij de vader in het laatste weekend van de zomervakantie;
bepaalt voorts dat met betrekking tot de zorgregeling voor [minderjarige] tijdens de zomervakantie in de jaren 2024, 2025 en 2026 de moeder in september 2023 een schema maakt, waarbij als uitgangspunt geldt dat [minderjarige] zowel bij de vader als bij de moeder drie aaneengesloten weken verblijft én het verblijf van [minderjarige] bij de moeder tenminste twee weken in de bouwvakvakantie is zodat de moeder met haar gehele gezin op vakantie kan gaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en H.M.A.W. Erven en is op 4 februari 2021 door mr. C.A.R.M. van Leuven uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.