ECLI:NL:GHSHE:2021:3249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
200.277.504_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomsten in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van huurovereenkomsten en ontruiming van een huurwoning en garageboxen. De appellant, [appellant], huurde sinds 15 februari 2005 een sociale huurwoning en had daarnaast twee garageboxen gehuurd van de Stichting ZOwonen. Door een huurachterstand, ontstaan vanaf december 2018, heeft ZOwonen [appellant] in rechte betrokken. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming en betaling van huurachterstand. In hoger beroep heeft [appellant] de beslissing van de kantonrechter bestreden, stellende dat hij door omstandigheden, waaronder beëindiging van zijn uitkering, niet in staat was om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomsten gerechtvaardigd was, gezien de aanzienlijke huurachterstand. Het hof heeft de vordering van ZOwonen toegewezen, waarbij [appellant] werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van zowel de huurwoning als de garageboxen binnen twee weken na betekening van het arrest. De proceskosten werden eveneens aan [appellant] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.277.504/01
arrest in het incident ex artikel 223 Rv en in de hoofdzaak van 26 oktober 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. E. Meuwissen te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen
Stichting ZOwonen ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het incident,
hierna te noemen: ZOwonen,
advocaat: mr. L.H.W. Golsteijn te Venlo,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 7 juli 2020, 4 september 2020 en 1 december 2020 en de beslissing van 11 mei 2021 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 7537076 \ CV EXPL 19-850 gewezen vonnis van 29 januari 2020.

11.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de incidentele conclusie tot het instellen van een provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv met producties, genummerd 4 tot en met 6, aan de zijde van ZOwonen;
  • de antwoordconclusie in het incident met producties, genummerd 1 tot en met 6, aan de zijde van [appellant] ;
  • de beslissing van 11 mei 2021 van de rolraadsheer;
  • de mondelinge behandeling in het incident en in de hoofdzaak van 14 september 2021, waarbij door mr. Meuwissen spreekaantekeningen zijn overgelegd en door [appellant] eveneens aantekeningen zijn overgelegd;
  • de bij brief van 7 september 2021 door mr. Meuwissen toegezonden productie A, die zij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

12.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
Feiten
12.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
12.1.1.
[appellant] huurt sinds 15 februari 2005 van ZOwonen de sociale woonruimte aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de huurwoning). De huurprijs bedroeg vanaf juli 2018 € 578,76 per maand.
12.1.2.
[appellant] huurt van ZOwonen de als garage bestemde zelfstandige ruimte, gelegen aan de [adres 2] , G171 te [plaats] . De huurovereenkomst is ingegaan op
11 mei 2011 voor onbepaalde tijd. De huurprijs bedroeg bij aanvang van de huurovereenkomst € 47,66 per maand.
12.1.3.
[appellant] huurt van ZOwonen de als garage bestemde zelfstandige ruimte, gelegen aan de [adres 2] , G172 te [plaats] . De huurovereenkomst is ingegaan op
1 februari 2014 voor onbepaalde tijd. De huurprijs bedroeg bij aanvang van de huurovereenkomst € 50,62 per maand.
12.1.4.
Vanaf december 2018 heeft [appellant] een huurachterstand laten ontstaan. Daarom heeft ZOwonen bij dagvaarding van 7 februari 2019 [appellant] in rechte betrokken.
12.1.5.
[appellant] heeft een participatie-uitkering genoten, maar deze is door de gemeente beëindigd. [appellant] heeft aanvragen ingediend voor een nieuwe uitkering. Deze aanvragen zijn afgewezen. Hij is daarvan in bezwaar en beroep gegaan.
12.1.6.
[appellant] heeft met terugwerkende kracht een WAZ-uitkering aangevraagd bij het UWV. Deze aanvraag is afgewezen. Tegen die afwijzing is [appellant] in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB). De CRvB heeft nog geen uitspraak gedaan.
Procedure in eerste aanleg
12.2.1.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter, kort gezegd, bij vonnis van 29 januari 2020 uitvoerbaar bij voorraad:
  • de huurovereenkomst van de woning tussen partijen ontbonden;
  • [appellant] veroordeeld tot ontruiming van de huurwoning;
  • [appellant] veroordeeld om aan ZOwonen te betalen een bedrag van € 6.247,46 aan huur;
  • [appellant] veroordeeld om aan ZOwonen te betalen een bedrag van € 578,76 per maand of gedeelte daarvan, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, ingaande 1 maart 2019 tot aan het tijdstip van de ontruiming; en
  • [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
12.2.2.
De kantonrechter heeft de vordering van ZOwonen als onvoldoende gemotiveerd betwist door [appellant] toegewezen.
Vordering in hoger beroep
12.3.
[appellant] verzoekt het hof bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en de vorderingen van ZOwonen alsnog af te wijzen.
12.4.
ZOwonen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in zijn grieven, dan wel de grieven te verwerpen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Voorts heeft ZOwonen incidenteel hoger beroep ingesteld, haar eis gewijzigd en vermeerderd zodat zij vordert het volgende:
betaling van een bedrag van € 17.340,59 (huurachterstand berekend tot en met november 2020), vermeerderd met de wettelijke rente;
betaling van een bedrag van € 599,54 per maand vanaf december 2020, vermeerderd met de wettelijke rente;
ontbinding van de huurovereenkomsten van twee garageboxen staande en gelegen aan de [adres 2] , G171 en [adres 2] , G172 (hierna te noemen: de garageboxen);
ontruiming van de garageboxen binnen vijf dagen na betekening van dit arrest, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn, met al het zijne en de zijnen en deze garageboxen ontruimd te houden, onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan ZOwonen te stellen, met machtiging van ZOwonen bij niet tijdige ontruiming deze zelf, voor rekening van [appellant] , te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
betaling van de huurachterstand van de twee garageboxen van in totaal een bedrag van
€ 2.867,94 (€ 1.433,97 x 2) gerekend tot en met november 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, zijnde de eerste dag van iedere maand tot de dag van algehele voldoening;
betaling van (een bedrag gelijk aan) de huurpenningen vanaf de maand december 2020, zijnde een bedrag van € 52,85 per garagebox per maand, welk bedrag voor of op de eerste van iedere maand zou moeten worden voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid, zijnde de eerste dag van iedere maand, tot aan de dag van voldoening;
veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
Bespreking van de grieven
12.5.
[appellant] heeft twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Deze zullen hierna worden besproken.
12.5.1.
Met grief 1 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter inhoudende dat [appellant] niet meer heeft gereageerd op de conclusie van repliek van ZOwonen. [appellant] stelt dat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om bij conclusie van dupliek te reageren op de conclusie van repliek. [appellant] stelt daartoe dat hij een tweede wrakingsverzoek heeft ingediend waardoor de lopende procedure geschorst had moeten worden. Dit is niet gebeurd als gevolg waarvan [appellant] niet in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van dupliek te nemen. Vervolgens heeft de kantonrechter vonnis gewezen.
12.5.2.
Het hof is van oordeel dat [appellant] geen belang heeft bij zijn eerste grief. Het hof heeft in hoger beroep de zaak in volle omvang opnieuw beoordeeld, waarbij [appellant] alsnog alles heeft kunnen aanvoeren ter toelichting op zijn processtandpunten. Deze grief slaagt daarom niet.
12.5.3.
Met grief 2 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter inhoudende dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden en de woonruimte moet worden ontruimd.
[appellant] stelt dat hij sinds 2000 de huurwoning huurt en dat hij zich altijd als een goed huurder heeft gedragen. [appellant] beschikt momenteel niet over een inkomen omdat zijn participatiewet-uitkering door de gemeente is beëindigd en zijn aanvragen om een nieuwe uitkering meerdere malen zijn afgewezen. [appellant] is tegen zowel de beëindiging als de afwijzing in bezwaar gekomen. Er is nog geen uitspraak gedaan. Verder heeft [appellant] een WAZ-uitkering aangevraagd bij het UWV. Ook deze aanvraag is afgewezen. [appellant] is daartegen in beroep gegaan bij de CRvB. Als [appellant] met terugwerkende kracht een WAZ-uitkering ontvangt, dan zal hij de ontstane achterstand in één keer voldoen en kan hij ook de lopende huurtermijnen voldoen. [appellant] wijt de achterstand aan de onjuiste beslissingen van de gemeente en het UWV op aangeven van ZOwonen. [appellant] stelt dat hij op dit moment alleen huur-en zorgtoeslag ontvangt. Deze toeslagen wendt [appellant] aan om aan de meest noodzakelijke kosten van zijn levensonderhoud te voldoen. Als ontruiming zou plaatsvinden, dan raakt [appellant] aangewezen op daklozenopvang. Hij zal dan ook al zijn toeslagen verliezen. Daardoor zal een noodtoestand ontstaan. [appellant] verwijst in dit verband ook wederom naar de noodzaak voor hem om 24 uur per dag over zijn medicatie, insuline (gekoeld), te kunnen beschikken. Een belangenafweging zal dan ook gelet op het voorgaande in het voordeel van [appellant] moeten uitvallen.
12.5.4.
Het hof overweegt als volgt.
12.5.5.
Vaststaat dat [appellant] een (grote) huurachterstand heeft laten ontstaan met betrekking tot de huurwoning en de garageboxen conform de opgave van ZOwonen. [appellant] heeft de huurachterstand niet betwist. Deze jarenlange tekortkomingen aan de zijde van [appellant] , die van voldoende gewicht zijn, rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomsten met betrekking tot de huurwoning en de garageboxen.
[appellant] voert aan dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is omdat:
- door toedoen van (een medewerker van) ZOwonen zijn uitkering is beëindigd;
- hij alles zal kunnen betalen indien en zodra het met terugwerkende kracht een WAZ- of Participatiewetuitkering toegekend krijgt;
- hij door de ontruiming in een noodtoestand zal komen te verkeren.
Het hof zal in het navolgende deze stellingen behandelen.
12.5.6.
Voor zover [appellant] stelt dat hij door ZOwonen in de problemen is geraakt, omdat door een medewerker een valse melding zou zijn gedaan bij een inlichtingenbureau van de gemeente, waarna de gemeente zijn uitkering heeft beëindigd, overweegt het hof het volgende. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat sprake is van een melding door (een medewerker van) ZOwonen bij de gemeente - ZOwonen heeft dit betwist - geldt dat de melding op zichzelf niet heeft geleid tot de stopzetting van de uitkering van [appellant] . Uit de beslissing van de gemeente van 28 juni 2018 blijkt dat de gemeente de bijstandsuitkering heeft beëindigd wegens schending van de inlichtingenplicht. [appellant] heeft onvoldoende gegevens verstrekt aan de gemeente en daarom is zijn uitkering beëindigd.
12.5.7.
Het door [appellant] gedane bewijsaanbod ter zake is onvoldoende concreet en specifiek, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Door [appellant] is niet gesteld wat de inhoud van de melding is geweest en door welke medewerker van ZOwonen deze melding zou zijn gedaan. Het hof ziet evenmin aanleiding de gemachtigde van [appellant] in de bestuursrechtelijke procedures te horen, reeds omdat door [appellant] onvoldoende is toegelicht op welke wijze het verloop van de bestuursrechtelijke procedures van belang kan zijn bij de beoordeling van de onderhavige zaak.
12.5.8.
Verder stelt [appellant] dat hij de achterstand en de toekomstige huurpenningen zal betalen als hij (met terugwerkende kracht) een WAZ-uitkering dan wel een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt. Wat hier verder ook van zij, die toezegging maakt nog niet dat daarmee de tekortkoming ongedaan wordt gemaakt. Nog daargelaten dat [appellant] aan het hof geen enkele informatie heeft verstrekt over de procedure die voor hem zou moeten leiden tot een WAZ-uitkering – een procedure die al in oktober 2020 tot een beslissing had moeten leiden – en ondanks dat ZOwonen daar ter zitting nog naar heeft gevraagd, heeft [appellant] hierover geen informatie gedeeld.
12.5.9.
Tot slot stelt [appellant] dat er een noodtoestand zal ontstaan als hij zijn woning zal moeten verlaten. Dit in verband met zijn diabetes en de (gekoelde) insuline die hij op diverse niet vooraf te plannen momenten tot zich moet kunnen nemen en daarom de directe beschikking moet hebben over een koelkast. Hij stelt dat een koelkast niet tot zijn beschikking staat in een daklozenopvang en dat hij anderszins geen onderdak kan vinden. ZOwonen heeft dit betwist en stelt dat de daklozenopvang voldoende biedt voor maatwerk, zodat [appellant] ook daar zijn medicatie kan gebruiken en bewaren.
Het hof heeft bij arrest van 1 december 2020 geoordeeld dat er geen sprake is van een zodanige noodtoestand dat de belangen van [appellant] moeten prevaleren boven die van [appellant] . Het hof blijft bij dit oordeel. Door [appellant] zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld die nopen tot een andere belangenafweging.
12.5.10.
Voorgaande leidt ertoe dat de grieven niet slagen. De gewijzigde vordering van ZOwonen zal worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie niet kan worden toegewezen, omdat de ontruiming ingevolge artikel 556 Rv altijd door de deurwaarder geschiedt die geen machtiging behoeft om de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer te leggen waarbij hij, indien hem dit noodzakelijk voorkomt, op grond van artikel 2 van de Politiewet de hulp van politie kan inroepen.
Verder verduidelijkt het hof dat de gevorderde en toe te wijzen geldbedragen van voor de datum van ontbinding van de huurovereenkomst huurpenningen betreffen en na de datum van ontbinding dienen te worden betaald als schadevergoeding. Gelet op de gedane eiswijziging begrijpt het hof de vordering van ZOwonen aldus dat ZOwonen vernietiging van het bestreden vonnis wenst en vervolgens een veroordeling conform de eiswijziging. Het hof zal gelet op de eiswijziging en omwille van de leesbaarheid het vonnis vernietigen en opnieuw rechtdoen.
12.5.11.
Het hof wijst het verzoek van [appellant] om een te geven termijn voor ontruiming van twee maanden in plaats van twee weken als het hof zo zou beslissen, af. Het hof zal de termijn van ontruiming stellen op twee weken na betekening van het arrest, conform het gevorderde. De procedure tegen [appellant] is aangevangen met de dagvaarding van 2 februari 2019, zodat [appellant] in ieder geval vanaf dat moment rekening heeft moeten houden met een ontruiming van de huurwoning. Ten aanzien van de garageboxen kon [appellant] vanaf 17 november 2020 rekening houden met ontruiming daarvan.
12.5.12.
De gevorderde proceskosten, nakosten en de wettelijke rente zullen worden toegewezen als vermeld in het dictum.
Incident ex artikel 223 Rv
12.6.
Gelet op voorgaande overwegingen zal het hof een eindarrest wijzen. Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat ZOwonen geen belang meer heeft bij haar vordering tot het treffen van een voorziening voor de duur van het geding. De procedure komt hiermee immers tot een einde. Daarom zal de vordering in het incident ex artikel 223 Rv worden afgewezen en deze behoeft daarom geen nadere bespreking. De kosten worden tussen partijen gecompenseerd als nader te melden.

13.De uitspraak

Het hof:
in het incident
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in het principaal en incidenteel hoger beroep in de hoofdzaak
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende:
huurwoning
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de huurwoning aan het adres [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats] per heden;
veroordeelt [appellant] tot betaling van een bedrag van € 17.340,59 (huurachterstand berekend tot en met november 2020), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, zijnde de eerste dag van iedere betreffende maand, tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] om aan ZOwonen per maand de huurprijs/een gebruiksvergoeding te voldoen gerelateerd aan de hoogte van maandelijkse huurprijs, derhalve een bedrag van
€ 599,54 per maand, voor iedere maand ingaande de maand december 2020 tot de dag waarop ZOwonen weer de beschikking over het gehuurde heeft gekregen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, zijnde de eerste dag van iedere maand, tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] de huurwoning binnen twee weken na betekening van dit arrest te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van ZOwonen zijn, en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van ZOwonen te stellen;
garageboxen
ontbindt de huurovereenkomsten van de twee garageboxen staande en gelegen aan de [adres 2] , G171 en [adres 2] , G172 per heden;
veroordeelt [appellant] de garageboxen binnen twee weken na betekening van dit arrest te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van ZOwonen zijn, en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van ZOwonen te stellen;
veroordeelt [appellant] tot betaling van de huurachterstand van de twee garageboxen van in totaal een bedrag van € 2.867,94 (€ 1.433,97 x 2) gerekend tot en met november 2020, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, zijnde de eerste dag van iedere betreffende maand tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] tot betaling van een bedrag van € 52,85 per garagebox per maand vanaf de maand december 2020 tot de dag waarop ZOwonen weer de beschikking over het gehuurde heeft gekregen, welk bedrag voor of op de eerste van iedere maand moet worden voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid, zijnde de eerste dag van iedere maand, tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van ZOwonen op € 83,46 aan dagvaardingskosten, op
€ 486,00 aan griffierecht en op € 600,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 105,50 aan dagvaardingskosten, op € 2.071,00 aan griffierecht en op € 3.342,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf twee dagen na betekening van dit arrest;
en voor wat betreft de nakosten op € 163,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest wat betreft de veroordeling tot betaling van een geldbedrag (huurpenningen, schade en proceskosten) en de veroordeling tot ontruiming uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 oktober 2021.
griffier rolraadsheer