ECLI:NL:GHSHE:2021:3204

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
20-001872-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1977 en thans verblijvende in Den Haag, was aangeklaagd voor een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij op 4 augustus 2018 in Zierikzee 880 microgram van een verboden stof in zijn bloed had. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist. Daarnaast is er een geldboete van € 1.100,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 21 dagen bij gebreke van betaling. Tevens is de verdachte voor de duur van zes maanden de bevoegdheid ontnomen om motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001872-19

Uitspraak : 16 april 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)
Arrest van de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 19 februari 2019, in de strafzaak onder parketnummer 96-157263-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.
Kwalificatie
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (880 microgram).
Gepleegd op 4 augustus 2018 te Zierikzee.
Toegepaste wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.100,00 (duizend honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straffen, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 januari 2017, parketnummer
02-700108-16, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) dagenen een ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit arrest is mondeling gewezen door mr. A.M.G. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 april 2021.