ECLI:NL:GHSHE:2021:3192

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
200.297.588_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep inzake machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kind was verleend. De moeder heeft op 16 juli 2021 een beroepschrift ingediend, waarin zij verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot uithuisplaatsing af te wijzen. De GI heeft op 26 augustus 2021 een verweerschrift ingediend en verzocht om bekrachtiging van de beschikking.

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 oktober 2021, waarbij de moeder en de GI aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. Tijdens de behandeling heeft de minderjarige zijn mening kenbaar gemaakt door middel van een brief, die door de moeder werd overhandigd en voorgelezen door de voorzitter.

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij de machtiging tot uithuisplaatsing niet binnen de termijn van drie maanden zal uitvoeren. Dit leidde ertoe dat de advocaat van de moeder het hoger beroep introk. Het hof concludeerde dat de grieven niet meer werden gehandhaafd en verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep. De beschikking is op 21 oktober 2021 uitgesproken door het hof in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 21 oktober 2021
Zaaknummer : 200.297.588/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/292342 / JE RK 21-1041, C/03/292357 / JE RK 21-1047 en
C/03/292354 / JE RK 21-1045
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
Regio Zuid-Limburg, locatie [locatie],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Deze zaak gaat over: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 juni 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 16 juli 2021, met productie, ingekomen bij het hof op 21 juli 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de GI voor zover het de machtiging uithuisplaatsing betreft van [minderjarige] af te wijzen, althans een voorziening te treffen die het hof in goede justitie vermeent te behoren.
2.2.
De GI heeft op 26 augustus 2021 een verweerschrift ingediend en het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 1 oktober 2021, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI].
2.4.1.
De raad is, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verschenen.
2.5.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft hiervan gebruik gemaakt en op de mondelinge behandeling is door de moeder van [minderjarige] een door [minderjarige] geschreven brief overhandigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief voorgelezen.

3.De beoordeling

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de advocaat van de moeder het door haar ingediende hoger beroep ingetrokken. De directe aanleiding hiervoor was dat de GI heeft aangegeven de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] niet meer ten uitvoer te zullen leggen binnen het verstrijken van de termijn van drie maanden, zoals bedoeld in artikel 1:265c BW lid 3. De GI heeft geen bezwaar geuit tegen de intrekking.
Het hof maakt hieruit op dat de grieven niet meer worden gehandhaafd. Dat betekent dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.D.M. Lamers en A.M. van Riemsdijk en is op 21 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.