ECLI:NL:GHSHE:2021:3190

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
200.292.011_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft de bekrachtiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de machtiging voor gesloten jeugdhulp werd verleend tot 28 oktober 2021. Het hof heeft de machtiging verlengd voor de periode van 28 oktober 2021 tot 28 januari 2022, na een mondelinge behandeling op 28 september 2021 waarin verschillende partijen, waaronder de minderjarige, zijn moeder, het college van burgemeester en wethouders, en de jeugdreclassering, hun standpunten hebben toegelicht.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] positieve stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling, maar dat er nog steeds sprake is van ambivalent gedrag en ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Het hof heeft vastgesteld dat het voor [minderjarige] van belang is om de huidige structuur te behouden en dat een overgang naar een open setting op dit moment te risicovol is. De jeugdreclassering en het college hebben beide geadviseerd om de machtiging te verlengen, zodat de positieve ontwikkeling van [minderjarige] kan worden voortgezet zonder dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van [minderjarige], zijn belast verleden, en de noodzaak van langdurige behandeling. De beslissing om de machtiging te bekrachtigen is genomen om te voorkomen dat [minderjarige] terugvalt in problematisch gedrag en om hem de kans te geven om verder te werken aan zijn ontwikkeling binnen een veilige omgeving. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 oktober 2021
Zaaknummer: 200.292.011/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/287296 / JE RK 21-72
in de zaak in hoger beroep van:
[minderjarige],
verblijvende in een inrichting voor gesloten jeugdhulp van [instantie 1] te [plaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A.M.A. Kok-Verheijde,
tegen
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: het college,
advocaat: mr. S. Smeets.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
Als informant is aangemerkt:
mevrouw [betrokkene 1] van
Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de jeugdreclassering.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
als vervolg op de beschikking van 6 mei 2021.

5.De beschikking van 6 mei 2021

Bij die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, voor zover het betreft de machtiging gesloten jeugdhulp gedurende de periode tot 28 oktober 2021, en iedere verdere beslissing aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling van 28 september 2021 om 10.00 uur. Aan het college is verzocht om het hof uiterlijk op 14 september 2021 te informeren over de stand van zaken en daarbij zijn standpunt over het resterende deel van het verzoek kenbaar te maken.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 28 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [minderjarige] , bijgestaan door mr. Kok-Verheijde;
  • het college, vertegenwoordigd door mevrouw [betrokkene 2] en mevrouw [betrokkene 3] en bijgestaan door mr. Smeets;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • mevrouw [betrokkene 1] van de jeugdreclassering;
  • de moeder.
6.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de advocaat van het college d.d. 5 augustus 2021;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van het college d.d. 15 september 2021.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Aan het hof ligt nog voor de beslissing over de verleende machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve voor [minderjarige] , voor zover deze ziet op de periode van 28 oktober 2021 tot 28 januari 2022.
7.2.
[minderjarige] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het heel goed met hem gaat. Om die reden is hij teleurgesteld dat het college het meest actuele evaluatierapport niet heeft overgelegd en dat de individuele therapie vanwege een wachtlijst nog niet is gestart. [minderjarige] heeft alle mogelijke stappen doorlopen en kan nu niet vooruit. Om het weekend heeft hij verlof. Hij beseft dat hij nog niet naar huis kan, maar hij wil vanuit een open setting zijn behandeling voortzetten. Voor [minderjarige] is dit een extra motivatie. Hij vindt het ook belangrijk om het vertrouwen te krijgen. De motivatie om aan het traject deel te nemen komt vanuit hemzelf. [minderjarige] wil graag terug de maatschappij in en hij heeft stappen gezet omdat hij dat zelf wil en niet omdat het moet. Hij heeft nu echter het gevoel dat hij zit te wachten, en dat frustreert hem.
7.3.
Het college heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Het college beaamt dat [minderjarige] positieve stappen heeft gezet, ook nadat de rapportage van [instantie 1] is uitgebracht. Het college acht het voor [minderjarige] wel van belang dat hij de structuur behoudt die er nu voor hem is, zodat er op de langere termijn verdere stappen kunnen worden gezet. De situatie is nu nog te wankel om over te gaan naar een open setting. [minderjarige] laat nog ambivalent gedrag zien. Er ligt bovendien een stevig rapport van [instantie 1] . Vanuit de hulpverlening zullen er twee lijnen naast elkaar worden uitgezet. Er wordt met behulp van gezinsmaatschappelijk werk gekeken of de band tussen [minderjarige] en de moeder kan worden versterkt en of op termijn kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Tegelijkertijd wordt gekeken of [minderjarige] er in de toekomst klaar voor is om in een open setting in [plaats 2] te gaan verblijven, in de buurt van de moeder.
7.4.
Vanuit de jeugdreclassering is tijdens de mondelinge behandeling eveneens naar voren gebracht dat [minderjarige] belangrijke stappen heeft gezet. Er wordt gezien dat [minderjarige] graag met zijn leven verder wil en dat hij begrijpt dat de keuzes die voor hem zijn gemaakt noodzakelijk zijn. Er wordt echter ook nog ambivalent gedrag bij [minderjarige] gezien. [minderjarige] heeft een sterke wens om naar huis te gaan, maar bij de moeder zit nog enige angst. Op dit moment ziet de jeugdreclassering nog teveel risico in de overplaatsing naar een open setting. Wanneer [minderjarige] nu teveel vrijheden krijgt, bestaat namelijk het risico dat de stijgende lijn wordt doorbroken en dat [minderjarige] minder druk voelt om aan het ingezette traject mee te werken.
7.5.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [minderjarige] erg zijn best doet en dat het goed gaat. Het weekendverlof bij de moeder thuis loopt ook goed. De moeder vindt echter dat [minderjarige] nog niet klaar is voor een open setting. Het gaat nu goed en [minderjarige] heeft het vertrouwen van de leiding binnen zijn huidige groep. Het lijkt de moeder niet verstandig om iets te veranderen. Vanuit de huidige situatie kan er de komende drie maanden verder worden gebouwd aan de toekomst.
7.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het inleidend verzoek van het college voor de resterende periode van drie maanden toe te wijzen, zodat de stijgende lijn kan worden voortgezet.
7.7.
Het hof overweegt als volgt.
7.7.1.
Uit de stukken en het hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, is gebleken dat [minderjarige] de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft laten zien.
Het hof acht het positief dat [minderjarige] al de nodige stappen heeft gezet en dat hij gemotiveerd is om de ingeslagen weg te vervolgen. Het hof gunt [minderjarige] een goede plek in de maatschappij en een mooie toekomst.
Met het college, de reclassering en de raad is het hof echter van oordeel dat het teveel risico’s met zich meebrengt als er op dit moment een verandering wordt gebracht in de setting waarin [minderjarige] verblijft. De motivatie die [minderjarige] de afgelopen tijd laat zien was er voorheen nog niet, zodat in zoverre nog sprake is van een prille situatie. [minderjarige] laat bovendien nog steeds ambivalent gedrag zien, aldus het college en de jeugdreclassering. Alhoewel het hof goed begrijpt dat het voor [minderjarige] frustrerend is dat zijn individuele therapie nog niet kan opstarten, waardoor zijn verblijf bij [instantie 1] mogelijk langer duurt, is het juist nu aan [minderjarige] om te laten zien dat deze tegenslag geen effect heeft op zijn motivatie en op zijn gedrag.
7.7.2.
Het hof neemt daarbij in overweging dat [minderjarige] een kwetsbare jongen is met een belast verleden en met zorgwekkende problematiek.
Uit het rapport van [instantie 1] (“2de Trajectbehandelplan, incl toekomstplan voor [minderjarige] ”) van 27 juli 2021, dat onder meer gebaseerd is op de bevindingen van het NIFP (rapportage d.d. 18 mei 2021) komt naar voren dat er bij [minderjarige] sprake is van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD). Daarnaast is er sprake van cannabisgebruik, een oppositionele-opstandige stoornis (ODD), samenhangend met emotionele problemen (zoals emotieregulatie problematiek en tekorten in de affectieve gewetensfuncties) en een norm overschrijdende gedragsstoornis. Volgens het NIFP heeft [minderjarige] therapie nodig om hardnekkige (gedrags)patronen te leren herkennen, waardoor hij er meer grip op kan krijgen. Verder is het belangrijk dat [minderjarige] zijn verslavingsgedrag gaat afleren.
In de observatiegroep van [instantie 1] is enerzijds gezien dat [minderjarige] een sociale, gezellige en humorvolle jongen is. Anderzijds kan [minderjarige] voor een negatieve dynamiek zorgen waarbij hij een dreigende houding aanneemt en pestgedrag plus forse verbale agressie laat zien. Soms is er ook sprake van forse agressie richting materieel. [minderjarige] heeft regelmatig moeite met het accepteren van gezag en hij heeft een lage frustratietolerantie. [minderjarige] lijkt geweld of crimineel gedrag te verheerlijken.
[minderjarige] heeft tijdens zijn verblijf op de groep aangegeven dat hij last heeft van een vol hoofd waarbij hij ervaart gek te worden van zichzelf. Hij is geneigd gevoelens van onrust te willen verdoven. Er is gezien dat [minderjarige] het verleden achter zich wil laten in die zin dat hij er niet over wil praten. Hij is weinig geneigd om zijn gedachten en gevoelens te onderzoeken en hij reflecteert weinig. [minderjarige] geeft de indruk klem te zitten, waarbij het maken van gezonde keuzes lastig is. Op de behandelgroep de [instantie 2] is gezien dat [minderjarige] goed reageert op de gehanteerde structuuraanpak. Hij heeft het de periode voorafgaand aan de rapportage redelijk goed gedaan. Drugs blijven echter een aandachtspunt. Het behandelteam deelt de zorgen rondom de bedreigende persoonlijkheidsstoornis en zij zien de antisociale trekken.
Gezien het hoge risico op het gebied van geweld, niet-gewelddadige delicten, middelenmisbruik en ongeoorloofde afwezigheid wordt door [instantie 1] geadviseerd om behandelingen op een besloten groep van JeugdzorgPlus in te zetten. Naast de groepsbehandeling wordt er individuele schematherapie geadviseerd. Er wordt een periode van minimaal zes tot negen maanden aangehouden voor de behandeling. Verlenging van de machtiging is hoogstwaarschijnlijk nodig om recidive gedrag te voorkomen. Er is langdurige behandeling geïndiceerd.
7.8.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat er bij [minderjarige] nog steeds sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en dat de opneming en het verblijf bij [instantie 1] noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het hof wil voorkomen dat er een terugval komt in het gedrag van [minderjarige] , met alle nadelige gevolgen van dien.
Aan [minderjarige] wordt meegegeven om (in ieder geval) de komende drie maanden nog te benutten om vanuit de setting waarin hij nu verblijft mee te werken aan het behandelplan dat voor hem is ingezet. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken zal er de komende tijd gewerkt gaan worden aan het versterken van de band tussen [minderjarige] en de moeder en zal moeten blijken wat het beste voor [minderjarige] is. Waar mogelijk zullen er dan stappen naar meer vrijheden worden gezet om weer bij de moeder te gaan verblijven of, wanneer dit niet haalbaar is, binnen in een open setting in [plaats 2] .
7.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De verdere beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 28 januari 2021 wat betreft het resterende deel van het verzoek van het college om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen ten behoeve van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , namelijk over de periode 28 oktober 2021 tot uiterlijk 28 januari 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en A.J.F. Manders en is op 21 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.