ECLI:NL:GHSHE:2021:3176

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
20-000615-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen van hennepplanten en vrijspraak van diefstal van elektra

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het telen van 515 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een meer beperkte bewezenverklaring kwam dan de politierechter. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal van elektra, omdat het hof niet overtuigd was van zijn betrokkenheid bij dit feit. Het hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte op 29 juni 2017 te Overloon, samen met een ander, opzettelijk 515 hennepplanten heeft geteeld. De verdachte was aanwezig bij de hennepkwekerij en had toegang tot de garage waar de planten werden aangetroffen. De getuigenverklaringen en de omstandigheden rondom de aanhouding van de verdachte gaven voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van het telen van hennep. Het hof heeft rekening gehouden met de redelijke termijn en de strafbaarheid van de verdachte, en heeft een taakstraf van 135 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000615-21
Uitspraak : 21 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 15 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-069476-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats + datum] ,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van (1) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en (2) diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit, en subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een meer beperkte bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2017 te Overloon, gemeente Boxmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand en/of garage gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 515 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2017 te Overloon, gemeente Boxmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand en/of garage gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Feit 2
Met de verdediging heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal van elektra op 29 juni 2017 heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat, hij:
1.
op 29 juni 2017 te Overloon, gemeente Boxmeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in een garage gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van in totaal 515 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunten verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaring van de medeverdachte ongeloofwaardig en onbetrouwbaar dient te worden geacht. Voorts is verdachte buiten de hennepkwekerij aangetroffen, en wordt zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij niet ondersteund door bijvoorbeeld forensisch bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 29 juni 2017 twee mannen achter de woning gelegen aan de [adres] te Overloon zijn aangetroffen. Deze twee mannen stonden bij de toegangsdeur van de losstaande garage. Nadat de politie deze twee mannen, de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] , staande hielden, liet de verdachte iets vallen, dat later de afstandsbediening van de rolluiken van de garage bleek te zijn. In de garage zijn vervolgens 235 hennepplanten aangetroffen in kweekruimte 1 en 280 hennepplanten in kweekruimte 2.
De eigenaar van de woning, [getuige] , heeft bij de politie verklaard dat twee jongens een ruimte zochten waarin zij dure planten voor in de tuin konden kweken. Later had hij door dat het hier ging om een hennepkwekerij. De twee jongens hadden tevens de sleutels van zijn woning. Voor het ter beschikking stellen van zijn garage heeft hij in totaal ongeveer € 5.000,- verkregen.
Op 9 januari 2021 heeft de getuige de verdachte en zijn medeverdachte voorts herkend aan de hand van een tweetal foto’s die aan hem werden getoond; de verdachte zou de baas zijn van de hennepkwekerij en zou ook in de hennepkwekerij hebben gewerkt en daar aanwezig zijn geweest. De medeverdachte was altijd bij de verdachte, aldus deze getuige.
De verdachte heeft zich tijdens zijn verhoor bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen, en is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet ter terechtzitting verschenen om zijn aanwezigheid bij de aangetroffen hennepkwekerij nader toe te lichten.
Het hof acht de aanwezigheid van de verdachte bij de garage van de woning van [getuige] opmerkelijk, nu de verdachte geen enkele band met deze woning heeft. Kennelijk is die band er wel, nu de verdachte in het bezit was van de sleutel van de garage van de woning en de afstandsbediening van het rolluik van de garage.
Het hof stelt voorts vast dat verdachte op geen enkele wijze duidelijkheid heeft proberen te verschaffen over de reden(en) dat hij zich kort voordat hij werd staande gehouden zich daar bevond, waarbij niet alleen zijn aanwezigheid bij de aangetroffen hennepkwekerij, maar ook de toegangsmogelijkheid daartoe door middel van zowel een sleutel als de afstandsbediening van de garage, om een verklaring roepen. Gelet op de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de betreffende garage, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte betrokken is bij die aangetroffen hennepkwekerij.
Dat verdachte betrokken is bij de hennepkwekerij, wordt voorts ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] .
Het hof ziet, anders dan de verdediging, geen enkele reden om die verklaring als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar terzijde te schuiven. De getuige heeft immers niet alleen over de rol van de verdachte en diens medeverdachte verklaard, maar ook over zijn eigen betrokkenheid bij de hennepkwekerij -en zijn verdiensten daaruit- waarmee hij zichzelf heeft belast. Daarnaast heeft de getuige de verdachte en zijn medeverdachte herkend op de foto’s die aan hem zijn getoond van de personen die waren aangetroffen bij de hennepkwekerij.
Ten slotte is door de verdediging op geen enkele manier op specifieke punten onderbouwd waarom zij de verklaring van deze getuige ongeloofwaardig en onbetrouwbaar acht.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van telen van 515 hennepplanten op 29 juni 2017 te Overloon.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft zich niet uitgelaten over de straftoemeting, maar heeft gevorderd het vonnis in zijn geheel te bevestigen.
De verdediging heeft verzocht dat het hof bij de straftoemeting rekening houdt met de ouderdom van de feiten, alsmede met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft zich -kort gezegd- schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen van een hoeveelheid hennepplanten, te weten 515 hennepplanten, op 29 juni 2017. Dit bewezenverklaarde handelen van verdachte staat in relatie tot de handel in softdrugs, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert en -naar de ervaring leert- andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarnaast kan frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid schaden. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij hieraan met zijn handelen heeft bijgedragen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou voor een hennepplantage waarbij tussen de 500 en 1000 hennepplanten zijn aangetroffen – zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met een eventuele bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit - een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden als passend kunnen worden beschouwd. Daarnaast is sprake van medeplegen.
Het hof heeft, anders dan de rechtbank, de verdachte vrijgesproken ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde. Het hof houdt rekening met de vrijspraak voor dit feit in hoger beroep.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 juli 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar wel dat de verdachte sedert het begaan van de feiten weer met justitie in aanraking gekomen, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Alles afwegende acht het hof het opleggen van een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, in beginsel passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
In het onderhavige geval zal het hof de termijn rekenen vanaf 29 juni 2017, de dag waarop de verdachte is gehoord ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. In eerste aanleg heeft de eerste terechtzitting pas plaatsgevonden op 15 januari 2021 en is op diezelfde dag vonnis gewezen. Daarmee is er sprake van een zeer substantiële overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, die niet aan de verdediging is toe te rekenen.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt, zal bij de straftoemeting een korting van 25% worden toegepast en worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 135 uren, subsidiair 67 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
135 (éénhonderdvijfendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
67 (zevenenzestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. A.H.T. de Haas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 21 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H.T. de Haas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.