3.1De rechtbank heeft in het eindvonnis van 23 oktober 2019 onder 3.2.1 tot en met 3.2.18 een aantal feiten vastgesteld. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding en met een enkele aanpassing in de formulering:
Op 3 april 2016 is [erflater] overleden, hierna te noemen erflater. Hij was de vader van [geïntimeerden] . en de echtgenoot van [appellante] . [appellante] en erflater waren buiten gemeenschap van goederen gehuwd.
Erflater heeft bij testament van 7 augustus 2003, verleden voor [de notaris 1] , over zijn nalatenschap beschikt. In dat testament zijn [geïntimeerden] . tot erfgenaam benoemd en is aan [appellante] de onverdeelde helft van de woning in [plaats] aan de [adres] gelegateerd, met inbegrip van het vruchtgebruik over de inboedel. Geïntimeerde sub 1 (verder [geïntimeerde 1] te noemen) werd benoemd tot executeur van de nalatenschap.
Op 10 februari 2014 heeft erflater een aanvullend testament laten verlijden voor [de notaris 2] ; voormeld legaat ten gunste van [appellante] is aangevuld in die zin dat in het geval de onverdeelde helft van de woning te [plaats] aan de [adres] niet afgegeven kan worden omdat deze bij het overlijden niet meer tot het vermogen van erflater blijkt te behoren, aan [appellante] een bedrag van € 200.000,- gelegateerd wordt.
Op 24 februari 2014 heeft erflater een levenstestament gemaakt, opnieuw verleden voor [de notaris 2] . In dat levenstestament is [appellante] benoemd tot gevolmachtigde van erflater en heeft zij de bevoegdheid gekregen om de vermogensrechtelijke belangen van erflater te behartigen. In dat levenstestament is bovendien bepaald dat [appellante] gehouden is om melding te doen bij erflater van door haar ten behoeve van erflater verrichte rechtshandelingen en rekening en verantwoording daar over af te leggen.
Bij briefje van 30 april 2014 werd, geschreven door [appellante] maar ondertekend door erflater, aan [geïntimeerde 1] medegedeeld dat erflater voortaan de administratie weer ter hand ging nemen; tevens werd hem verzocht om de administratieve bescheiden aan erflater af te geven.
Op 17 juni 2014 is erflater opgenomen in het verzorgingstehuis “ [Het verzorgingstehuis] ”. [appellante] bleef wonen in de woning aan de [adres] in [plaats] .
In het najaar van 2015 hebben [geïntimeerden] . aan [de notaris 3] te [plaats] verzocht om uit te zoeken wat erflater testamentair geregeld had. Deze notaris heeft op 8 oktober 2015 aan erflater melding gemaakt van dit bezoek en medegedeeld, kort gezegd, dat voor zover zij dat kan overzien, de beide kinderen erfgenaam zijn en dat [appellante] een legaat krijgt toebedeeld waarin zij de helft van de woning aan de [adres] krijgt toebedeeld. Bovendien, zo staat in de brief van deze notaris te lezen, brengt het legaat met zich dat in een situatie waarin de woning verkocht is, [appellante] nog eens een extra € 200.000,- krijgt toebedeeld, bovenop dus de helft van de eigendom van de woning die immers al aan [appellante] toebehoort.
Op 9 oktober 2015 heeft erflater een onderhoud gehad met [de notaris 1] over het opstellen van een nieuw testament en het herroepen van het levenstestament. Het gesprek is door erflater opgenomen op een geluidsband; een transcript van dit gesprek bevindt zich bij de processtukken. Erflater was toen helder van geest en was goed in staat om zijn wil te bepalen. De notaris heeft naar aanleiding van het gesprek een concept testament opgesteld en op verzoek van erflater verzonden naar het mailadres van [geïntimeerde 1] . Het concept hebben [geïntimeerden] . vervolgens doorgenomen en besproken met erflater.
Op 14 oktober 2015 zijn [geïntimeerden] . opnieuw tezamen met erflater naar [de notaris 1] gegaan. Aldaar is een levenstestament opgesteld en een testament, beide gedateerd 14 oktober 2015. In dat testament, kort gezegd, zijn [geïntimeerden] . benoemd tot erfgenaam, is [appellante] onterfd en is er niet langer sprake van een legaat ten gunste van [appellante] . Erflater was toen, net zoals op 9 oktober 2015 helder van geest en goed in staat om zijn wil te bepalen.
Op 15 oktober 2015 heeft erflater [geïntimeerde 1] gemachtigd om voortaan het beheer van zijn bankrekening op zich te nemen. De bankafschriften zijn vanaf dat moment ontvangen door deze zoon.
Op 21 oktober 2015 hebben [geïntimeerden] . gesproken met [de notaris 2] om toelichting te krijgen over de totstandkoming van het aanvullend testament van 10 februari 2014 en het levenstestament van 24 februari 2014. [geïntimeerden] . hebben aan deze notaris medegedeeld dat erflater kort voor het verlijden van beide testamenten zijn eigen zoon niet meer herkende; hierop zou deze notaris gezegd hebben dat als hij dat geweten had hij eerst een arts zou hebben ingeschakeld om de wilsbekwaamheid van erflater te laten beoordelen. Erflater was niet aanwezig tijdens dit onderhoud tussen [geïntimeerden] . en [de notaris 2] .
Op 22 oktober 2015 heeft er een onderhoud plaatsgevonden bij [de notaris 1] over de inhoud van het testament. Bij dat onderhoud waren behalve erflater zelf zowel [geïntimeerden] . als [appellante] aanwezig. Eerst heeft de notaris alleen met [appellante] gesproken, daarna alleen met erflater en vervolgens met [geïntimeerden] .. Gesproken is onder meer over een vruchtgebruik en een toelage voor [appellante] in de vorm van een legaat.
Blijkens de beslissing van de Kamer voor het Notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch, die [geïntimeerden] . in het geding hebben gebracht, blijkt dat na afloop van het inhoudelijk gesprek op 22 oktober 2015 de notaris [geïntimeerden] . en [appellante] heeft laten kennismaken met de kandidaat-notaris [de notaris 4] ; deze kennismaking was aan de orde omdat de notaris zelf niet op maandag 26 oktober 2015 in het verzorgingstehuis van erflater kon gaan om het testament te passeren en dat daarom deze kandidaat-notaris de aangewezen persoon was om de akte te verlijden op die maandag 26 oktober 2015.
Op 23 oktober 2015 heeft [appellante] telefonisch contact gehad met [de notaris 1] ; zij heeft toen een wijziging voorgesteld op het voorliggende plan van verandering van het testament van erflater. [appellante] had toen kennis genomen van het testament van 14 oktober 2015.
Op 26 oktober 2015 heeft kandidaat-notaris [de notaris 4] erflater in het zorgcentrum bezocht. Daar is het testament van erflater opgesteld. Van het gesprek tussen [de notaris 4] met erflater over de inhoud van het testament heeft erflater een geluidsopname gemaakt. Tijdens het onderhoud tussen de kandidaat-notaris en erflater zijn [geïntimeerden] . en [appellante] één of meer malen bij het gesprek betrokken geweest.
In het testament worden [geïntimeerden] . als erfgenaam aangewezen. Voorts komt er een erfrechtelijke last in voor; deze last luidt letterlijk:
“
ik leg mijn erfgenamen de last op om bij verkoop en levering van de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] die mij en mijn echtgenote gezamenlijk in eigendom toebehoort, om mijn echtgenote voor een bedrag groot drie honderd duizend euro (€ 300.000,00) in de opbrengst te laten delen voor het geval de koopsom op een lager bedrag dan zes honderd duizend euro (€ 600.000,00) wordt vastgesteld. Deze last gaat bij het overlijden van mijn echtgenote over op haar beide dochters of diegene die krachtens de wettelijke regels omtrent plaatsvervulling voor een van desbetreffende dochters in de plaats komen.”
Elders in het testament wordt bepaald dat aan [appellante] een legaat dient te worden afgegeven, kort gezegd, inhoudende een maandelijkse uitkering van € 1.000,- gedurende haar leven en wordt aan haar het zakelijk recht van gebruik en bewoning van de woning aan de [adres] te [plaats] toegekend.
Op 3 maart 2016 heeft erflater tegenover [geïntimeerden] . verklaard dat hij niet langer rechtsgeldige stukken en contracten wil ondertekenen, zonder de aanwezigheid en goedkeuring van zijn kinderen. Hij heeft dit kenbaar gemaakt door een verklaring te ondertekenen die opgesteld is door de beide kinderen op zijn uitdrukkelijke instructie. Tevens verklaarde erflater dat hij op dat moment volledige bij zinnen was en de verklaring uit vrije wil ondertekende.
Erflater is op 3 april 2016 overleden. [geïntimeerden] . hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
Op 5 december 2017 hebben [geïntimeerden] . een klacht ingediend bij voormelde Kamer voor het Notariaat tegen zowel [de notaris 1] als [de notaris 4] . Beide klachten zijn gegrond verklaard. Aan laatstgenoemde werd de tuchtmaatregel van waarschuwing opgelegd; aan eerstgenoemde werd geen tuchtmaatregel opgelegd.