ECLI:NL:GHSHE:2021:3124

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
200.298.277_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe scheidingssituatie met ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een elfjarige dochter, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de ondertoezichtstelling die door de rechtbank Oost-Brabant op 12 mei 2021 is uitgesproken. De moeder heeft in haar beroepschrift verzocht om de ondertoezichtstelling af te wijzen of deze te bekrachtigen met aanpassingen. De vader en de Raad voor de Kinderbescherming hebben in hun verweerschriften de ondertoezichtstelling verdedigd en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 september 2021 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader, de GI (Gecertificeerde Instelling) en de Raad. De moeder heeft aangevoerd dat de ondertoezichtstelling niet alleen gericht mag zijn op herstel van de zorgregeling met de vader, maar dat er ook aandacht moet zijn voor de hulpvraag van [minderjarige]. De vader heeft de beschuldigingen van mishandeling door de moeder ontkend en benadrukt dat er sprake is van een loyaliteitsconflict voor [minderjarige].

Het hof heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] bestaat, mede door de conflicten tussen de ouders en de onveilige opvoedsituatie. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de zorgen rondom [minderjarige] breder zijn dan alleen de zorgregeling en de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om haar ontwikkeling te waarborgen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de gronden voor de ondertoezichtstelling te wijzigen en heeft de verzoeken van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 14 oktober 2021
Zaaknummer : 200.298.277/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/369862 / JE RK 21-578
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.T.A. Slof,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.H.J. van der Pluijm,
hierna: de vader,
en
-
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , tevens kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
In het kort
De moeder is het niet eens met de ondertoezichtstelling van haar elfjarige dochter [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 mei 2021.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 augustus 2021, heeft de moeder verzocht haar grieven gegrond te verklaren en het verzoek tot ondertoezichtstelling (in afwachting van de andere tussen partijen lopende procedure) alsnog af te wijzen (het hof begrijpt: en de bestreden beschikking te vernietigen), dan wel de ondertoezichtstelling te bekrachtigen met verbetering/wijziging van de grond en de raad opdracht te geven om eerst naar de hulpvraag van [minderjarige] te kijken en pas dan te bekijken of, en zo ja, wat de mogelijkheden zijn voor contactherstel c.q. opbouw van de omgang.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 september 2021, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep althans dit hoger beroep/de grieven af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 september 2021, heeft de raad verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 september 2021, heeft de GI aangegeven dat de bestreden beschikking op de juiste gronden is afgegeven en dat de ondertoezichtstelling in stand dient te blijven.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 3 mei 2021;
  • het V-formulier van 8 september 2021 met producties van de advocaat van de moeder.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] heeft de vader in augustus 2020 voor het laatst gezien.
De vader heeft een relatie met [betrokkene] ; hieruit zijn twee zoontjes geboren, [zoon 1] en [zoon 2] .
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 12 mei 2021 tot 12 mei 2022.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert ze, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder staat niet afwijzend tegenover de ondertoezichtstelling, maar het enige doel mag niet zijn herstel van de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader. De moeder heeft de vader nooit afgevallen in het bijzijn van [minderjarige] , geen loyaliteitsconflict veroorzaakt en zich altijd ingezet om [minderjarige] te motiveren voor de omgang en hulp gezocht voor [minderjarige] , voor haarzelf en de vader. Toch wordt de situatie aangemerkt als een vechtscheiding, uitsluitend omdat de moeder naar voren heeft gebracht dat er sprake is van kindermishandeling door de vader. Die mishandeling is bevestigd en deze signalen kunnen niet worden genegeerd. [minderjarige] heeft ten onrechte het stempel van leugenaar op zich gedrukt gekregen en dit stempel wordt gebruikt om haar onder toezicht te stellen. De vader moet vertellen dat er wel sprake is geweest van mishandeling. Dit dient tussen [minderjarige] en de vader worden opgelost. Het verhaal van [minderjarige] is consistent. Ze vertelt dit aan de moeder, haar leerkracht, Veilig Thuis, de psycholoog, GGZ, de GGD en het ziekenhuis. Als de vader erkent dat hij [minderjarige] heeft mishandeld, is er een startpunt en kunnen er stappen worden gezet.
Bij de moeder heeft [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedsituatie. De situatie is verbeterd op school. Het zou goed kunnen zijn dat [minderjarige] – nu er geen zorgregeling meer is – minder belast is en dat zij zich daardoor beter kan concentreren en minder snel afgeleid is.
De ouders doorlopen al het Uniforme Hulpaanbod via de rechtbank. Dit traject moet eerst worden doorlopen voordat de ouders aan de slag kunnen en moeten gaan met andere zaken. Wanneer te veel zaken door elkaar heen gaan lopen, is de kans op succes aanzienlijk minder.
De moeder staat niet onwelwillend tegenover de ondertoezichtstelling, zij heeft jarenlang gevraagd om hulp voor [minderjarige] . Het kwam nooit van de grond. Nu is er ineens wel erg veel hulp. De moeder wil de hulp niet stoppen. [minderjarige] wil ook hulp en zij was blij met de gezinsvoogden. [minderjarige] geeft daarbij wel aan dat ze het teveel vindt nu. Ze moet iedere keer opnieuw haar verhaal doen over haar vader en dat blijft maar terugkomen terwijl ze haar vader niet meer wil zien. [minderjarige] heeft het contact met haar vader zelf stopgezet.
3.4.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn veel ruimer opgesteld dan enkel herstel van de zorgregeling. Zoals ook in de raadsrapportage staat, is er sprake van een ernstige bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , omdat:
  • er sprake is van een complexe scheidingssituatie, met (dreigend) contactverlies;
  • er mogelijk sprake is van kindeigen factoren die een rol spelen;
  • er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving/mogelijkheden van de ouders.
Het Uniform Hulpaanbod is ontoereikend om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. Uit het raadsrapport komt naar voren dat de ouders wel bereid zijn om met de hulpverlening in gesprek te gaan, maar dat de aangereikte mogelijkheden niet aansloten of stagneerden door wantrouwen of een andere kijk op de situatie. Er is niet veel veranderd in die situatie. De zorgen rondom [minderjarige] zijn serieus.
Vanuit het gedwongen kader moet een plan van aanpak met de ouders worden opgesteld met daarin als doel dat [minderjarige] onbelast contact kan hebben met haar vader en dat beide opvoedingsomgevingen aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. Daarnaast moet worden gekeken welke hulp [minderjarige] nodig heeft nu zij al langere tijd haar vader niet meer heeft gezien en zich zo stellig uitlaat over hem. Om dit goed van de grond te kunnen laten komen, vraagt dit om een stevige regievoering vanuit een gedwongen kader.
Vanuit school is er een zorg over het presteren van [minderjarige] en het vertellen van de waarheid. Niemand komt nog achter de waarheid van wat er precies is gebeurd tussen [minderjarige] en de vader. Het kan zijn dat er dingen zijn gebeurd die niet fijn waren, maar er kan ook een andere optie zijn. [minderjarige] zit zo ontzettend klem en heeft een loyaliteitsconflict. Kleine dingen, zoals bij de arm pakken, worden uitvergroot. De moeder was al enorm ongerust. Het zou kunnen dat [minderjarige] inmiddels zo klem zit dat ze heeft gekozen voor haar moeder. Deze ouders hebben elkaar nodig om het op kunnen lossen. De boodschap aan [minderjarige] zou nu moeten zijn: “ [minderjarige] , wij horen jou en wij nemen jou serieus. Wij gaan dit met mama en papa samen oplossen. Jij moet hulp krijgen en papa moet erbij betrokken worden.” De GI kan die stappen prima bewandelen.
3.5.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De bestreden beschikking is op de juiste gronden afgegeven. De GI heeft contact met beide ouders en met [minderjarige] . In overleg met de ouders is gesproken over de in te zetten c.q. te starten hulpverlening op de volgende gebieden:
  • [minderjarige] ’s individuele ontwikkeling;
  • de opvoedsituatie bij de vader en bij de moeder;
  • de oudercommunicatie en het uitvoeren van gezamenlijk ouderschap.
Het Uniform Hulpaanbod van Stichting [stichting 1] is op 7 september 2021 gestart met de ouders waarbij men zich zal richten op oudercommunicatie en het uitvoeren van het ouderschap. Er is Flexibel Interventie Team (FIT) geïndiceerd bij de Stichting [stichting 2] welke zich zal richten op [minderjarige] ’s individuele ontwikkeling en de opvoedsituatie bij de moeder. Naar aanleiding van deze trajecten zal worden geëvalueerd wat [minderjarige] verder nodig heeft om zich adequaat te kunnen ontwikkelen en zich goed te voelen in de opvoedsituatie bij haar beide ouders. Ondanks dat de moeder moeite heeft met het feit dat er (op de bestreden gronden) een ondertoezichtstelling is uitgesproken, zijn er al positieve stappen gezet met de ouders en hebben beide ouders tot nu toe hun medewerking verleend aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Contactherstel tussen de vader en [minderjarige] is nu niet aan de orde. [minderjarige] zit heel erg klem en verkeert in een loyaliteitsconflict. De GI heeft contact gehad met school. De zorg is niet zozeer dat [minderjarige] veel leugens zou vertellen, maar wel dat ze liegt over kleine dingetjes en dat dat haar vrij makkelijk af lijkt te gaan. Wat er in een plan van aanpak staat, is niet in beton gegoten: het is een levend document dat altijd nog aangepast kan worden als daar aanleiding voor is.
3.6.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De inhoud van het beroepschrift bevestigt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De moeder wil alleen dat haar eigen verhaal gehoord wordt; in haar visie is er slechts één waarheid. Wanneer professionals een andere mening zijn toegedaan, doen ze volgens de moeder hun werk niet goed. De vader heeft [minderjarige] niet mishandeld. Hij heeft haar wel eens stevig bij de arm gepakt. De vader probeerde [minderjarige] toen terug te halen, omdat [minderjarige] van hem wegliep in een gesprek. Meer is er niet gebeurd. De moeder blijft beschuldigingen uiten richting de vader. De vader weerspreekt die. De moeder heeft haar eigen waarheid, wat de vader ook zegt. Andere verklaringen, gedachten en mogelijkheden zijn voor de moeder onbespreekbaar. Dit is zorgwekkend.
[minderjarige] verblijft in een situatie waarin zij als gevolg van de strijd tussen de ouders klem zit, waardoor zij in een loyaliteitsconflict is komen te zitten en zij het contact met de vader heeft verloren. De vader vreest dat er sprake is van ouderverstoting.
[minderjarige] heeft last van de spanningen en de onderlinge problemen tussen de ouders. De ouders slagen er niet in om op verantwoorde wijze vorm te geven aan hun gezamenlijk ouderschap. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er sprake is van een onveilige en onstabiele opvoedingssituatie waarin [minderjarige] verblijft.
De GI vindt het belangrijk dat er verschillende hulpverlening wordt ingezet voor de ouders en [minderjarige] . De ingezette hulp bij Stichting [stichting 1] is er slechts één onderdeel van. Nergens blijkt uit dat dit traject eerst gevolgd moet worden. Diverse hulpverlening dient en kan naast elkaar ingezet worden. In het verleden is er op vrijwillige basis diverse andere hulpverlening geweest: mediation, Veilig Thuis, creatieve therapie voor [minderjarige] , GGZ, [organisatie 1] , een buddy van [organisatie 2] , CJG. Deze hulpverlening heeft de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet kunnen afwenden. Het gedwongen kader van de een ondertoezichtstelling en de aansturing en coördinatie van een gezinsvoogd is daarom noodzakelijk.
De vader wil graag weer contact met [minderjarige] . Hij stuurde haar een geboortekaartje toen zijn jongste zoontje werd geboren. Hij probeert zo verbinding te houden met [minderjarige] .
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
De ouders zijn kort na de geboorte van [minderjarige] – inmiddels tien jaar geleden – uit elkaar gegaan. De eerste jaren ging het best goed, maar de laatste jaren is er veel strijd tussen de ouders. Dit komt zowel binnen als buiten de rechtszaal tot uiting. De rechtbank heeft ouders op 2 april 2021 verwezen naar het Uniform Hulpaanbod. De ouders zijn verwikkeld in een rechtszaak over het ouderlijk gezag (moeder wil eenhoofdig gezag), de hoofdverblijfplaats (vader verzoekt vaststelling bij hem), de zorgregeling (moeder wil stopzetting, vader wil uitbreiding) en de kwestie of er een bijzondere curator dient te worden benoemd voor [minderjarige] (verzoek van moeder). De rechtbank heeft alle beslissingen aangehouden tot november 2021 in afwachting van de resultaten van de hulpverlening. De elfjarige [minderjarige] vormt het middelpunt van deze strijd. Dit veroorzaakt voor haar veel stress en onzekerheid. [minderjarige] ’s opvoedsituatie is hierdoor onveilig, onstabiel, maar ook onvoorspelbaar omdat er nog allerlei verzoeken bij de rechtbank liggen die gaan over haar en waarop nog op moet worden beslist. De ouders zitten vast en komen er samen niet uit. De strijd tussen de ouders is nog steeds actueel en gaat maar door. Op de mondelinge behandeling bij het hof stonden de ouders nog steeds lijnrecht tegenover elkaar over wat er wel of niet is voorgevallen tussen de vader en [minderjarige] . Dit speelt al sinds begin 2019. De moeder wil dat de vader toegeeft dat hij [minderjarige] heeft mishandeld. De vader zegt dat hij [minderjarige] nooit heeft mishandeld. Beide ouders zijn overtuigd van hun eigen gelijk hierin. Tussen deze ouders zit [minderjarige] . Zij wordt (ook) hierdoor emotioneel belast. Het hof volgt de conclusie van de raad en de GI dat [minderjarige] klem zit en dat zij last heeft van een loyaliteitsconflict. Hierin ligt een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] en dit vormt al voldoende grond voor de ondertoezichtstelling. Op de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat [minderjarige] zelf de zorgregeling met de vader heeft gestopt. De indruk van de raad hierbij was dat [minderjarige] nu haar eigen oplossing heeft gevonden om uit de strijd van haar ouders te ontsnappen door niet langer naar haar vader te willen gaan. Het hof vindt dit weliswaar begrijpelijk vanuit [minderjarige] , maar ook erg zorgelijk. De GI heeft nog geen concreet plan of en wanneer het contactherstel met de vader wordt ingezet. Daar is op dit moment geen ruimte voor.
3.7.3.
In het verleden zijn meerdere vormen van vrijwillige hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] ingezet, onder meer vanuit mediation, Veilig Thuis, creatieve therapie voor [minderjarige] , GGZ, [organisatie 1] , een buddy van [organisatie 2] en Centrum Jeugd en Gezin. Ondanks de goede bedoelingen van de moeder (en ook van de vader), is het niet gelukt om voor [minderjarige] passende hulp te vinden om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden. Het gedwongen kader is hierbij nodig. Dankzij tussenkomst van de GI is de passende hulp voor [minderjarige] er toch gekomen (overigens tot tevredenheid van de moeder en [minderjarige] zelf). Dit moet worden gewaarborgd. [minderjarige] gaat vijf gesprekken met een kindercoach voeren via Stichting [stichting 1] . [minderjarige] heeft ook gesprekken met haar gezinsvoogden; volgens de moeder vindt [minderjarige] dit prettig, maar wel ‘wat veel’. Toch is de professionele hulp van de GI binnen het kader van de ondertoezichtstelling een noodzakelijke middel om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen, dan wel zoveel mogelijk te beperken. De hulp die vanuit het Uniform Hulpaanbod wordt aangeboden, kan hiermee worden gecombineerd. Het Uniform Hulpaanbod is er voor de ouders, de ondertoezichtstelling is er voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft deze hulp hard nodig en zij kan er veel baat bij hebben. Beide ouders zijn zich hier bewust van; zij houden allebei van [minderjarige] en willen het beste voor haar.
3.7.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
Het hof ziet geen aanleiding om de gronden aan te passen waarop de rechtbank [minderjarige] onder toezicht heeft gesteld. Anders dan de moeder, leest het hof de beschikking van de rechtbank niet zo dat de rechtbank [minderjarige] heeft ‘bestempeld als leugenaar’ en dat dat ten grondslag wordt gelegd aan de ondertoezichtstelling en evenmin ‘uitsluitend omdat er geen zorgregeling is’. De zorgen rondom [minderjarige] zijn veel breder, zoals de rechtbank in de bestreden beschikking duidelijk uiteen heeft gezet.
Voor een opdracht aan de raad om eerst te kijken naar de hulpvraag van [minderjarige] , ziet het hof evenmin aanleiding, nu de GI inmiddels hulp voor [minderjarige] en haar ouders heeft ingezet (nog afgezien van de vraag binnen welke kaders het hof de raad een dergelijke opdracht zou kunnen geven).
Al het overige dat door de moeder is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.7.5.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, A.J.F. Manders, M.I. Peereboom-Van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021 door mr. C.D.M. Lamers in tegenwoordigheid van de griffier.