ECLI:NL:GHSHE:2021:3115

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
200.292.160_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 december 2020. De moeder verzoekt het hof om de zorgregeling voor haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te wijzigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen wekelijks op woensdag bij de vader verblijven en om de veertien dagen in het weekend. De moeder is het niet eens met deze regeling en vraagt het hof om deze te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2021 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking en de argumenten van beide partijen. De moeder stelt dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is en vraagt om aanpassing van de zorgregeling.

Na overleg hebben partijen een regeling getroffen die de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank in de bestreden beschikking van 30 december 2020 handhaaft, met enkele aanpassingen. De kinderen zullen voortaan een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 14:30 uur tot zondag 18:00 uur, en de doordeweekse regeling wordt gewijzigd naar dinsdag van 14:30 uur tot 18:30 uur. Het hof heeft deze afspraken in de beschikking opgenomen en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 oktober 2021
Zaaknummer: 200.292.160/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/348499 / FA RK 19-3352
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.P.J. Schraa,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. Bakker.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 december 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 maart 2021, heeft de moeder het hof verzocht, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de door de rechtbank vastgestelde wijziging van de zorgregeling op de woensdagen en eenmaal per twee weken op de vrijdagen en, opnieuw rechtdoende:
te bepalen dat de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet langer op woensdag bij de vader verblijven, subsidiair te bepalen dat de kinderen éénmaal per twee weken (in de even weken) op woensdag bij de vader verblijven van 12:30 uur tot 18:00 uur (waarbij de vader de kinderen uit school haalt);
te bepalen dat de kinderen éénmaal per twee weken gedurende het weekend (in de oneven weken) van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader verblijven;
meer subsidiair: een regeling te treffen zoals het hof juist acht.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 mei 2021, heeft de vader het hof verzocht het hoger beroep van de moeder als zijnde ongegrond en onbewezen aan haar te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, dan wel een zodanige voorziening te treffen als het hof juist acht, met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure in hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2021.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Schraa;
  • de vader, bijgestaan door mr. Bakker;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 20 december 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2]), op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 30 april 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant, verbeterd bij beschikking van 12 juli 2018, voor zover thans van belang, een zorgregeling vastgesteld inhoudende dat:
- [minderjarige 1] bij de vader zal verblijven:
- de eerste drie maanden eens per veertien dagen zonder overnachting op zaterdag en zondag van 9:00 uur tot 18:30 uur (na het eten) en na drie maanden van zaterdag 9:00 uur tot zondag 18:30 uur (met overnachting);
- iedere woensdag van 16:30 tot 18:30 (na het eten) waarbij de vader [minderjarige 1] bij de moeder ophaalt en de moeder [minderjarige 1] bij de vader ophaalt; eventuele uitbreiding van deze regeling is mogelijk in overleg met de deskundige(n) van het Wijkteam;
- [minderjarige 2] voorlopig contact zal hebben met de vader wanneer de vader [minderjarige 1] bij de moeder ophaalt; partijen zullen in overleg met de deskundige(n) van het Wijkteam het contact tussen de vader en [minderjarige 2] uitbreiden wanneer de moeder hem geen borstvoeding meer geeft.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de beschikking van 30 april 2018 gewijzigd voor wat betreft de daarin vastgestelde zorgregeling en in plaats daarvan bepaald dat:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wekelijks op woensdag bij de vader verblijven van 16:00 uur tot 18:30 uur (na het eten);
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 16:00 uur tot zondag 18:00 (na het eten);
  • de vakanties bij helfte tussen de ouders worden verdeeld, waarbij voor de zomervakantie geldt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een aaneengesloten periode van twee weken bij ieder van de ouders verblijven en de overige weken van de zomervakantie eveneens bij helfte worden verdeeld tussen de ouders;
  • de feestdagen bij helfte tussen de ouders worden verdeeld.
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen hun geschil onderling geregeld en hebben zij de volgende regeling getroffen.
Deze regeling houdt in dat de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank in de bestreden beschikking van 30 december 2020 blijft gelden, met dien verstande dat
over de weekendregeling met ingang van
17 september2021 de volgende nadere afspraken zijn gemaakt :
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven een weekend per veertien dagen bij de vader van vrijdag 14:30 uur tot zondag 18:00 uur (na het eten). De vader haalt [minderjarige 1] op van school en de moeder brengt [minderjarige 2] (totdat hij op [geboortedatum] 2022 vier jaar wordt en naar school gaat) naar school zodat de vader beide kinderen tegelijk kan ophalen. Vanaf [geboortedatum] 2022 haalt de vader derhalve beide kinderen om 14:30 uur van school. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de vader om, ingeval hij niet op tijd bij school kan zijn, iemand (die vertrouwd is met de kinderen) te vragen om de kinderen op te halen;
en over de regeling door de week met ingang van
2 november 2021:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven wekelijks op
dinsdagin plaats van de woensdag bij de vader, van
14:30 uur tot 18:30 uur(na het eten). In het geval de vader niet op tijd kan zijn om [minderjarige 1] van school op te halen zal opa (vaderszijde) [minderjarige 1] van school zal halen om 14:30 uur. Tot [geboortedatum] 2022 (wanneer [minderjarige 2] vier wordt en naar school zal gaan) zal [minderjarige 2] door opa (vaderszijde) om 12:30 uur van het kinderdagverblijf worden gehaald.
Verder is afgesproken dat de kinderen tot 1 november 2021 zoals opgenomen in de bestreden beschikking op woensdag bij de vader verblijven.
3.6.
Partijen hebben het hof verzocht het voorgaande in een beschikking op te nemen.
Dit verzoek zal het hof inwilligen.
3.7.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 december 2020, doch uitsluitend voor zover de rechtbank daarbij de wekelijkse zorgregeling ten aanzien van de woensdag en de geldende weekendregeling heeft vastgesteld;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2018, voor zover het betreft de daarin vastgestelde zorgregeling;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder
met betrekking tot:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
de volgende regeling vast, waarbij de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank in de bestreden beschikking van 30 december 2020 blijft gelden, met dien verstande dat:
ten aanzien van de weekend regeling:
met ingang van
17 september 2021de weekendregeling wordt gewijzigd aldus dat:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 14:30 uur tot zondag 18:00 uur (na het eten). De vader haalt [minderjarige 1] op van school en de moeder brengt [minderjarige 2] (totdat hij op [geboortedatum] 2022 vier jaar wordt en naar school gaat) naar school zodat de vader beide kinderen tegelijk kan ophalen. Vanaf [geboortedatum] 2022 haalt de vader derhalve beide kinderen om 14:30 uur van school. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de vader om, ingeval hij niet op tijd bij school kan zijn, iemand (die vertrouwd is met de kinderen) te vragen om de kinderen op te halen;
ten aanzien van de doordeweekse regeling:
met ingang van
2 november 2021: de doordeweekse regeling wordt gewijzigd aldus dat:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wekelijks op dinsdag in plaats van de woensdag bij de vader verblijven van 14:30 uur tot 18:30 uur (na het eten). In het geval de vader niet op tijd kan zijn om [minderjarige 1] van school op te halen zal opa (vaderszijde) [minderjarige 1] van school zal halen om 14:30 uur. Tot [geboortedatum] 2022 (wanneer [minderjarige 2] vier wordt en naar school zal gaan) zal [minderjarige 2] door opa (vaderszijde) om 12:30 uur van het kinderdagverblijf worden gehaald.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.L. Schaafsma-Beversluis, H.M.A.W. Erven en is op 14 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.