5.4De behoeftigheid van de vrouw, zoals door de rechtbank bepaald op € 1.059,18 netto per maand, is tussen partijen niet in geschil.
5.5.1De draagkracht van de man is tussen partijen in geschil.
5.5.2De man voert aan dat hij het fictieve inkomen van € 35.016,-- bruto per jaar, waarvan de rechtbank is uitgegaan, niet kan genereren. Indien van dit fictieve inkomen wordt uitgegaan, komt de man onder de 90% van de bijstandsnorm. Ten tijde van de hypotheekaanvraag in maart 2018 werkte de man fulltime en verdiende hij € 35.000,-- bruto per jaar. In de eerste helft van 2018 heeft de man geprobeerd om meer te werken, maar omdat dit niet ging vanwege zijn gezondheid heeft de man zelf de keuze gemaakt om weer parttime te werken. In 2019 heeft de man vervolgens (vanwege zijn gezondheid) een vaststellingsovereenkomst met zijn toenmalige werkgever gesloten, en is hij vanaf 1 januari 2020 als zelfstandige gaan werken. De man dacht als zelfstandige weer een inkomen te kunnen genereren van ongeveer € 15.000,-- per jaar, maar door corona vielen de resultaten tegen. Voor 2020 moet worden uitgegaan van een winst uit onderneming van € 4.025,--. In 2021 verwacht de man wel uit te komen op een winst uit onderneming van ongeveer € 15.000,--. De man leeft zuinig en hij wordt financieel gesteund door zijn vader.
5.5.3De vrouw voert aan dat de man niet transparant is over zijn inkomen. De juistheid van de overgelegde financiële gegevens valt te betwijfelen. Er zijn twee loonspecificaties van juli 2016. De man heeft een sleutelpositie binnen [bedrijf] en daar past geen inkomen van € 15.000,- per jaar bij. De man woont samen met mevrouw [betrokkene] en zij profileren zich samen als eigenaar van [bedrijf]. Wellicht ontvangt de man niet alleen een salaris uit [bedrijf] Beheer B.V. Op de loonspecificaties over 2018 staat als Jaarloon BT € 35.016,-- vermeld en ook op de hypotheekofferte staat dit inkomen. Van dit inkomen moet minimaal worden uitgegaan, maar wellicht verdient de man meer. Nergens blijkt uit dat de man vanwege zijn gezondheid niet fulltime zou kunnen werken en dit inkomen niet zou kunnen genereren. De man had dan aanspraak kunnen maken op een uitkering. Een eventueel inkomensverlies in 2019 is voor herstel vatbaar zodat de 90%-norm niet geldt.
5.5.4Naar het oordeel van het hof heeft de man zijn inkomenspositie onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Wel is gebleken dat de man in de eerste helft van 2018 een inkomen genoot van € 35.016,-- bruto per jaar, zoals de vrouw heeft gesteld en zoals vermeld op de Offerte ING Hypotheek d.d. 22 maart 2018. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat dit op dat moment zijn fulltime salaris was. De man heeft niet voldoende met relevante bewijsstukken onderbouwd dat zijn inkomen nadien is afgenomen c.q. is gewijzigd. Het had op de weg van de man gelegen alle relevante jaaropgaven, alsmede alle aangiften en aanslagen voor de inkomstenbelasting in het geding te brengen. Dat de man dit heeft nagelaten, dient voor zijn rekening en risico te komen. De vrouw heeft haar stelling, dat de man wellicht een hoger inkomen zou hebben gegenereerd dan € 35.016,-- bruto per jaar, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Gelet op het voorgaande gaat het hof er vanuit dat de man nog steeds hetzelfde inkomen heeft als in de eerste helft 2018. Het hof houdt dan ook rekening met een inkomen van de man van € 35.016,-- bruto per jaar.
5.5.5De man voert aan dat zijn huurinkomsten in 2020 € 1.017,-- per jaar bedroegen, bestaande uit de huurprijs verminderd met de lasten. Vanaf 15 maart 2021 bewoont de man het appartement weer zelf en heeft hij derhalve geen huurinkomsten meer.
5.5.6De vrouw voert aan dat moet worden uitgegaan van huurinkomsten van € 2.500,-- per jaar, omdat de man de huur op grond van de huurovereenkomst jaarlijks kon verhogen. De man woont nog samen met mevrouw [betrokkene].
5.5.7Het hof is van oordeel dat de man voldoende heeft aangetoond dat hij vanaf 15 maart 2021 niet langer huurinkomsten genereert. Over de periode daarvoor ontving de man een huur van € 750,-- per maand. Het hof ziet in het enkele feit dat in de huurovereenkomst vermeld staat dat de huur jaarlijks kan worden verhoogd geen aanleiding om van een hogere huurprijs uit te gaan. Op de huur dienen de lasten in mindering te worden gebracht. De VVE-bijdrage van € 101,92 per maand en de parkeerkosten van € 9,06 per maand zijn tussen partijen niet in geschil. Volgens de man moet voorts rekening worden gehouden met een hypotheeklast van € 554,26 per maand. De vrouw voert aan dat slechts rekening moet worden gehouden met rente en aflossing van € 217,82 per maand. Het door de vrouw genoemde bedrag ziet echter slechts op de rente en aflossing met betrekking tot leningdeel 1.1 terwijl er ook een leningdeel 1.0 is, zoals blijkt uit het hypotheekoverzicht (productie 12 achter productie D-2). Gelet hierop brengt het hof een hypotheeklast van € 554,26 per maand in mindering. Tot 15 maart 2021 houdt het hof derhalve rekening met huurinkomsten van € 84,76 per maand.
5.5.8Naar aanleiding van het door de man als productie 28 bij het beroepschrift overgelegde lastenoverzicht en hetgeen de vrouw aanvoert, ziet het hof aanleiding om over de periode van 1 juni 2020 tot 1 september 2020 rekening te houden met een huurlast van € 750,-- per maand en over periode van 1 september 2020 tot 15 maart 2021 met een huurlast van € 450,-- per maand.
Vanaf 15 maart 2021 woont de man in zijn appartement en houdt het hof rekening met de volgende woonlasten:
- de VVE-bijdrage van € 101,92 per maand;
- de parkeerkosten van € 9,06 per maand;
- overige eigenaarslasten van € 95,-- per maand.
Uit de overgelegde stukken blijkt niet welk bedrag de man aan rente en welk bedrag de man aan aflossing voldoet. Op grond van de hoogte van de leningdelen en de verschuldigde rente gaat het hof uit van rentebetalingen van totaal € 221,24 per maand en aflossing van € 333,02 per maand. Evenmin blijkt uit de overgelegde stukken het eigenwoningforfait dan wel de WOZ-waarde van de woning van de man. Het hof heeft het eigenwoningforfait om die reden berekend aan de hand van de waarde van de woning van € 146.000,-- zoals vermeld in de aangifte voor de inkomstenbelasting 2020. Gelet hierop houdt het hof rekening met een eigenwoningforfait van € 730,-- per jaar.
5.5.9De man voert aan dat hij schulden heeft waarmee rekening moet worden gehouden. Deze zijn ontstaan doordat hij de achterstallige partneralimentatie niet kon betalen. Daarvoor heeft hij een schuld aan [bedrijf] Beheer B.V, zoals blijkt uit het bankrekeningafschrift (productie 25) en het schuldenoverzicht (productie 34). De man heeft verder een huurschuld van € 5.600,-- aan [bedrijf] Beheer B.V. in verband met de huur van een kamer. Weliswaar lost de man hier nu niet op af maar hij moet wel gaan aflossen, zodat rekening moet worden gehouden met een aflossing op schulden van € 300,-- per maand. De man is naar Brazilië gereisd voor een sollicitatie en de reiskosten zijn door de vader van de man betaald. Door het overlijden van zijn vader komt er vermogen vrij waarmee de man zijn schulden kan aflossen.
5.5.10De vrouw betwist de door de man opgevoerde schulden. De man heeft de schulden niet met verifieerbare stukken onderbouwd. Het betreft verkapt loon dat aan de man is uitbetaald. De man huurt niet van [bedrijf] Beheer B.V. maar van mevrouw [betrokkene]. De man zou geen liquide middelen hebben, maar kan wel een reis naar Brazilië maken. Indien wel wordt uitgegaan dat sprake is van schulden, moet gekeken worden of de man zich hiervan kan bevrijden. Daarvoor is inzage in zijn vermogenspositie nodig.
5.5.11Nog daargelaten dat de man niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over het ontstaan, de aard en de omvang van de door hem opgevoerde schulden, heeft de man onvoldoende inzicht verschaft in zijn vermogenspositie, waardoor het hof niet kan beoordelen of de man genoodzaakt was om de schulden aan te gaan. De man heeft verklaard dat hij financieel werd ondersteund door zijn vader en dat de schulden kunnen worden afgelost met vermogen dat vrijkomt ten gevolge van het overlijden van zijn vader. Daarbij komt dat waar de man stelt dat de schulden zijn ontstaan vanwege de aan hem opgelegde alimentatieverplichting en zijn woonlasten, deze zijn verdisconteerd in de draagkrachtberekening. Het voorgaande in aanmerking nemende ziet het hof geen aanleiding met de door de man opgevoerde schulden rekening te houden.
5.5.12De ziektekosten bestaan uit de premie zorgverzekering van € 131,-- per maand en het verplicht eigen risico van € 32,-- per maand.
5.5.13Nu niet wordt uitgegaan van een fictief inkomen, komt het hof niet toe aan de aanvaardbaarheidstoets.
5.5.14Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden aangenomen dat de vrouw (nog langer) een rechtmatig belang heeft bij haar verzoek. De € 55.000,-- die de man ooit in het verleden als inkomen zou hebben genoten is niet van invloed op onderhavige beslissing.
Resultaat draagkracht man
5.5.15Bij het berekenen van de draagkracht houdt het hof rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Nu het de vaststelling van de draagkracht van de man voor partneralimentatie betreft, houdt het hof rekening met de norm voor een alleenstaande en het door de Expertgroep Alimentatienormen aanbevolen draagkrachtpercentage van 60.
5.5.16Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden heeft de man een draagkracht:
- over de periode van 1 juni 2020 tot 1 september 2020 van € 651,-- per maand;
- over de periode van 1 september 2020 tot 15 maart 2021 van € 938,-- per maand;
- vanaf 15 maart 2021 van € 659,-- per maand.