In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van pleegouders die verzoeken om benoeming tot voogdij over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De pleegouders zijn in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin hun verzoek om de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) te ontslaan als voogd en hen te belasten met de voogdij, is afgewezen. De pleegouders hebben op 9 juni 2021 hoger beroep ingesteld, waarna de GI op 9 juli 2021 een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 augustus 2021, waarbij de pleegouders, de GI, een gedragswetenschapper en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de ouders, die onder toezicht zijn gesteld en in een pleeggezin zijn geplaatst. De GI is belast met de voogdij over de kinderen, maar de pleegouders willen deze voogdij overnemen. Het hof overweegt dat de pleegouders praktische problemen ervaren omdat zij niet zelfstandig beslissingen kunnen nemen voor de kinderen. Het hof concludeert dat de GI niet tekortschiet in haar rol als voogd en dat de pleegouders zich meer open moeten stellen naar de ouders en hulpverleningsinstanties. De pleegouders hebben grote waardering voor de zorg die zij bieden, maar de verstoorde samenwerking met de GI en andere instanties vormt een belemmering voor de voogdijoverdracht.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de pleegouders om te worden belast met de voogdij is afgewezen. Het hof benadrukt het belang van een neutrale derde in de voogdijuitoefening om de band tussen de minderjarigen en hun ouders te versterken.